ECLI:NL:HR:2010:BN8729
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Heffingsrente en zorgvuldigheidsbeginsel bij navorderingsaanslag inkomstenbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 oktober 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en een beschikking inzake heffingsrente. De belanghebbende, aangeduid als X te Z, had over het jaar 2003 een navorderingsaanslag opgelegd gekregen, waarbij ook heffingsrente in rekening was gebracht. Na bezwaar tegen de navorderingsaanslag en de beschikking inzake heffingsrente, heeft de Inspecteur deze handhaafd verklaard. De Rechtbank te 's-Gravenhage heeft het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna het Hof de uitspraak van de Rechtbank heeft bevestigd en het bezwaar tegen de beschikking inzake heffingsrente niet-ontvankelijk verklaarde.
De belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie gegrond verklaard en de eerdere uitspraken van het Hof en de Rechtbank vernietigd voor zover deze betrekking hadden op de heffingsrente. De Hoge Raad oordeelde dat het zorgvuldigheidsbeginsel zich verzet tegen het in rekening brengen van heffingsrente, aangezien de te lage aanslag het gevolg was van een vergissing van de Belastingdienst. De Hoge Raad gelastte de Staat om de griffierechten aan de belanghebbende te vergoeden en veroordeelde de Minister van Financiën in de kosten van het geding in cassatie, evenals de Inspecteur in de kosten van de procedures voor het Hof en de Rechtbank.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij het opleggen van belastingaanslagen en de gevolgen van fouten van de Belastingdienst voor de heffingsrente. Dit arrest heeft implicaties voor de rechtspraktijk, vooral in gevallen waar belastingplichtigen geconfronteerd worden met navorderingsaanslagen en de bijbehorende heffingsrente.