In deze zaak gaat het om een navorderingsaanslag in de rioolheffing van de gemeente Barendrecht, opgelegd aan de belanghebbende voor het jaar 2010. De oorspronkelijke aanslag van € 235 bleek te laag te zijn, aangezien het juiste bedrag volgens de Verordening rioolheffing 2010 € 258 bedroeg. Na bezwaar tegen de aanslag handhaafde de Inspecteur de aanslag, waarna de Rechtbank te Dordrecht het beroep ongegrond verklaarde. Het Hof bevestigde deze uitspraak, maar de belanghebbende ging in cassatie.
De Hoge Raad beoordeelt of de navorderingsaanslag terecht is opgelegd. De belanghebbende stelde dat hij niet redelijkerwijs kon weten dat de aanslag onjuist was, omdat de bijsluiter en de website niet duidelijk genoeg waren. Het Hof had geoordeeld dat de belanghebbende bij kennisneming van de aanslag en de bijsluiter redelijkerwijs had moeten kunnen zien dat er een fout was gemaakt. De Hoge Raad oordeelt echter dat het Hof een te ruime uitleg heeft gegeven aan het begrip 'kenbaar' in de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
De Hoge Raad concludeert dat de enkele vermelding van het bedrag van € 235 niet voldoende was om de belanghebbende te doen inzien dat de aanslag onjuist was. De Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en de eerdere uitspraken van de Rechtbank en de heffingsambtenaar, en verklaart het beroep in cassatie gegrond. De navorderingsaanslag wordt vernietigd en de gemeente Barendrecht wordt veroordeeld tot vergoeding van griffierechten aan de belanghebbende.