4.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft het volgende overwogen:
“9. Uit artikel 13bis, eerste lid, van de Wet LB volgt dat indien aan een werknemer een auto ter beschikking wordt gesteld, deze auto ook geacht wordt voor privé doeleinden ter beschikking te staan. In dat geval wordt een percentage van de catalogusprijs van de auto tot het loon van de werknemer gerekend. Dit is slechts anders indien blijkt dat de auto voor niet meer dan 500 kilometer per jaar voor privé-doeleinden wordt gebruikt.
10. Bij de beoordeling of artikel 13bis, eerste lid, van de Wet LB van toepassing is, dient eerst de vraag beantwoord te worden of de auto aan de werknemer ter beschikking is gesteld. In dat kader rust de bewijslast op verweerder.
Onder terbeschikkingstelling van een auto in de zin van artikel 13bis, eerste lid, van de Wet LB wordt verstaan dat een werknemer voor kortere of langere tijd de feitelijke macht over een auto uitoefent. Niet in elk geval waarin een werknemer een auto van zijn werkgever of van een met deze verbonden lichaam heeft bestuurd, kan gezegd worden dat die auto aan de werknemer ter beschikking is gesteld. Van terbeschikkingstelling is geen sprake in een geval waarin een of meer werknemers de auto slechts besturen ter uitvoering van bepaalde opdrachten van de werkgever of een met deze verbonden lichaam om in diens belang personen of goederen te vervoeren, zodat de feitelijke beschikkingsmacht over de auto blijft rusten bij de werkgever of een daarmee verbonden lichaam (vgl. Hoge Raad 29 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1360). 11. Verweerder dient dus aannemelijk te maken dat een werknemer van eiseres de auto voor andere doeleinden heeft gebruikt dan enkel ter uitvoering van bepaalde opdrachten of om in het belang van eiseres personen of goederen te vervoeren.
12. Verweerder heeft aangevoerd dat eiseres de werknemer(s) niet heeft verboden om de auto privé te gebruiken. Voor het overige heeft eiseres ook geen afspraken gemaakt met de werknemer(s) over het gebruik van de auto. Voorts is de auto meerdere malen op ongebruikelijke tijdstippen gesignaleerd. Verweerder baseert zich tevens op een verklaring van de dga tijdens het boekenonderzoek waarin hij heeft verklaard dat hij de auto na werktijd mee naar huis neemt.
De dga heeft ter zitting ontkend dat hij tijdens het boekenonderzoek heeft verklaard dat hij de auto altijd mee naar huis neemt. Eiseres voert aan dat de werknemers de auto enkel gebruiken voor zakelijke doeleinden, zoals goederenvervoer tussen de verschillende filialen. De dubbele cabine van de auto is uitsluitend bedoeld voor het vervoer van personeel van het gelieerde bedrijf [bedrijf] B.V. en om te slapen als verre reizen worden gemaakt. De signalering op ongebruikelijke tijdstippen is te verklaren doordat de dga tezamen met andere werknemers op ongebruikelijke tijdstippen (i) naar het buitenland gaat om inkopen te doen en (ii) in Nederland de winkels gaat bevoorraden. Naast de dga nam de zoon van de dga de auto na werktijd ook regelmatig mee naar huis. Dit gebeurde uitsluitend omdat er geen afgesloten terrein aanwezig is bij het bedrijfspand waar de auto veilig kan worden geparkeerd.
13. De rechtbank is van oordeel dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat de auto ter beschikking is gesteld aan de dga. De dga heeft namelijk volgens het rapport tijdens het boekenonderzoek verklaard dat hij de auto na het werk meenam en nabij zijn woning parkeerde. De ontkenning van de dga ter zitting dat hij dit nimmer heeft verklaard, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Daarbij weegt de rechtbank mee dat verweerder onbestreden heeft gesteld dat twee medewerkers van de belastingdienst het originele rapport hebben ondertekend. Ook heeft verweerder onbestreden gesteld dat hij de juistheid van dit onderdeel van het rapport bij beide ondertekenaars heeft gecheckt. De verklaring van de dga tijdens het boekenonderzoek en de omstandigheid dat hij kennelijk ook buiten werktijd in het bezit bleef of kon zijn van de autosleutel betekent dat de auto aan de dga ter beschikking stond. De stelling van eiseres dat de auto door de andere werknemer(s) (ook) na werktijd is meegenomen, doet aan het voorgaande niet af.
14. Omdat naar het oordeel van de rechtbank sprake is van terbeschikkingstelling van de auto, wordt uitgegaan van het vermoeden dat die terbeschikkingstelling mede betrekking heeft op privegebruik. Eiseres dient te doen blijken dat de auto in het onderhavige jaar voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden is gebruikt. Eiseres kan dat met elk bewijsmiddel doen (vgl. Hoge Raad 22 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO1395). 15. Eiseres heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de auto voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt. Eiseres wijst in dit verband op de in bezwaar gemaakte reconstructie. Subsidiair heeft eiseres zich op het standpunt gesteld dat, indien sprake is van privé-gebruik van de auto, een eindheffing dient plaats te vinden wegens wisselend gebruik bestelauto. Immers, meerdere werknemers hebben de auto mee naar huis genomen. Ten aanzien van het subsidiaire standpunt van eiseres heeft verweerder gesteld dat er geen sprake is van wisselend gebruik. Ook wordt niet voldaan aan de voorwaarden van artikel 31 van de Wet LB. Immers, voor eiseres was niet bezwaarlijk om bij te houden welke werknemer op welke dag de auto gebruikte.
16. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres niet doen blijken dat de auto in het naheffingstijdvak op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt. De rechtbank wijst hierbij met name op de omstandigheid dat er in het geheel geen kilometeradministratie is bijgehouden. De enkele verklaring van de dga dat de auto niet voor privedoeleinden is gebruikt, is verder niet voldoende. De reconstructie voldoet ook niet. Deze is grotendeels gebaseerd op schattingen van het gebruik en van afstanden, terwijl geen onderbouwing is gegeven van die schattingen. Verder is van belang dat uit het dossier blijkt dat de auto regelmatig in het weekend, ’s avonds en ’s nachts op snelwegen is gesignaleerd en soms ook op die tijdstippen verkeersboetes zijn opgelegd. Eiseres heeft ter zitting gesteld dat die momenten slechts zakelijke ritten betroffen. Dit blijkt echter nergens uit. Het primaire door eiseres ingenomen standpunt faalt.
17. Artikel 31 van de Wet LB maakt op de regeling van artikel 13bis van die wet een uitzondering voor situaties waarin in verband met de aard van het werk een bestelauto doorlopend afwisselend gebruikt wordt door twee of meer werknemers en in verband daarmee bezwaarlijk is vast te stellen of en aan wie die bestelauto voor privé-doeleinden ter beschikking is gesteld. In dat geval blijft de heffing voor het privé gebruik beperkt tot een bedrag van € 300 per bestelauto per jaar.
18. De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat bezwaarlijk is vast te stellen of en aan wie de auto voor privé-doeleinden ter beschikking is gesteld. De enkele stelling van eiseres dat de auto door meerdere werknemers is gebruikt, is onvoldoende om aannemelijk te achten dat de auto door meerdere werknemers is gebruikt. De rechtbank acht juist aannemelijk dat er één hoofdbestuurder van de auto is aan te wijzen, namelijk de dga. Verwezen wordt naar de verklaring van de dga afgelegd tijdens het boekenonderzoek. Ook is van belang dat het slechts om enkele (circa vijf) andere werknemers van eiseres gaat die gebruik maakten van de auto en dat slechts enkele van hen de auto ook mee naar huis mochten nemen na het werk. Dit heeft eiseres in ieder geval ter zitting verklaard. Zonder nadere onderbouwing begrijpt de rechtbank daarom niet waarom eiseres niet kon bijhouden of en aan wie de auto ter beschikking werd gesteld. Het subsidiaire standpunt van eiseres faalt dus eveneens.
19. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat verweerder terecht onderhavige naheffingsaanslag heeft opgelegd wegens bijtelling voor het privégebruik van de door eiseres aan de dga ter beschikking gestelde auto. Eiseres heeft gesteld noch onderbouwd dat de hoogte van het in aanmerking genomen autokostenforfait ten aanzien van de dga onjuist is, bijvoorbeeld omdat ook andere werknemers de auto ter beschikking gesteld hadden gekregen. De rechtbank laat dit punt daarom rusten.
20. Eiseres heeft geen afzonderlijke gronden aangevoerd tegen de beschikking belastingrente. Gesteld noch gebleken is dat die naar een onjuist bedrag of in strijd met enige regel van geschreven of ongeschreven recht in rekening is gebracht.
21. De inspecteur kan ingevolge artikel 67f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de Awr) een vergrijpboete opleggen van ten hoogste 100 procent van de grondslag, indien het aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige is te wijten dat de belasting welke op aangifte moet worden voldaan of afgedragen, niet is betaald. Ingevolge artikel 67f, zesde lid, van de Awr is artikel 20, tweede lid, tweede volzin van de Awr van overeenkomstige toepassing. In paragraaf 25 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (hierna: BBBB) is vastgelegd dat de boete bij grove schuld 25 procent van de feitelijk geheven belasting bedraagt. In paragraaf 28, zevende lid, van het BBBB staat dat de inspecteur een vergrijpboete oplegt van 40 procent in geval van grove schuld bij een vergrijpboete omdat de bijtelling in verband met het ‘privégebruik auto’ (deels) ten onrechte niet heeft plaatsgevonden.
22. De boete is opgelegd vanwege grove schuld. Van grove schuld is sprake – en verweerder heeft op dit punt de bewijslast – indien in rechte komt vast te staan dat het verwijt dat de betrokkenen kan worden gemaakt dermate groot is dat het in laakbaarheid aan opzet grenst.
23. Eiseres was op de hoogte van de autokostenregeling en de noodzaak om overtuigend aan te tonen dat de auto voor niet meer dan 500 kilometer op jaarbasis werd gebruikt. Eiseres heeft immers eerder auto’s ter beschikking gesteld aan zijn werknemers, onder meer een (andere) bestelauto en personenauto’s. Verder is het voor ondernemers een feit van algemene bekendheid dat bij ter beschikking stelling van (bestel-)auto’s aan personeel het risico wordt gelopen dat extra loonheffing moet worden afgedragen. Nu eiseres in het geheel geen kilometeradministratie heeft bijgehouden of ander bewijs van (gebrek aan) privé-gebruik heeft opgemaakt, kan eiseres in ernstige mate worden verweten dat zij ervan is uitgegaan dat zij geen loonheffing hoefde te betalen. Daarom is sprake van grove schuld. De boete is gerechtvaardigd.
24. De rechtbank is van oordeel dat de door verweerder opgelegde boeten van 40 procent te hoog is. Gelet op paragraaf 25 en paragraaf 28, zevende lid, van het BBBB is een boete van 40 procent voorgeschreven. Echter, eiseres had eerder een bestelauto waarvoor - zo is tussen partijen niet in geschil - terecht geen kilometeradministratie is bijgehouden. Deze bestelauto was naar aard en inrichting (nagenoeg) uitsluitend geschikt voor vervoer van goederen. De onderhavige auto diende ter vervanging van die bestelauto, ondanks dat de cabine een extra rij stoelen bevat. Om die reden was eiseres er kennelijk minder op bedacht dat zij mogelijk laakbaar handelde. De rechtbank ziet in die omstandigheid aanleiding om te oordelen dat de boete moet worden verminderd tot 25 procent. Het door eiseres ingenomen standpunt dat de naheffingsaanslag zal leiden tot faillissement van de vennootschap leidt, bij gebrek aan nadere onderbouwing daarvan, niet tot een verdere vermindering van de boete.
25. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.”