ECLI:NL:HR:2010:BO1395
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- M.W.C. Feteris
- R.J. Koopman
- Rechtspraak.nl
Cassatie over bewijsvoering bij privégebruik van ter beschikking gestelde auto
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 oktober 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2004. De belanghebbende, werkzaam bij een autoverhuur- en leasebedrijf, had een auto ter beschikking gesteld gekregen die hij ook voor privédoeleinden gebruikte. De Inspecteur had een aanslag opgelegd, die na bezwaar door de Rechtbank was verminderd. Het Hof had echter de uitspraak van de Rechtbank vernietigd en de aanslag bevestigd, wat leidde tot het cassatieberoep van de belanghebbende.
De Hoge Raad oordeelde dat de rittenadministratie die door de belanghebbende was overgelegd, niet voldeed aan de eisen van de Wet IB 2001. Het Hof had geoordeeld dat de rittenregistratie niet voldoende bewijs bood om aan te tonen dat de belanghebbende de auto voor minder dan 500 kilometer voor privédoeleinden had gebruikt. De Hoge Raad stelde vast dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat verklaringen van de belanghebbende niet als bewijs konden dienen. De Hoge Raad benadrukte dat elke vorm van bewijs, inclusief verklaringen, kan bijdragen aan de onderbouwing van het bewijs dat de auto voor minder dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een hernieuwde beoordeling van het bewijs. Tevens werd bepaald dat de Staat het griffierecht van € 110 aan de belanghebbende moest vergoeden. Dit arrest benadrukt het belang van een correcte bewijsvoering in belastingzaken en de mogelijkheden voor belanghebbenden om met verschillende bewijsmiddelen hun standpunt te onderbouwen.