ECLI:NL:GHAMS:2016:3381

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 maart 2016
Publicatiedatum
23 augustus 2016
Zaaknummer
001562-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om schadevergoeding in verband met inverzekeringstelling en invrijheidstelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 maart 2016 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding van een verzoeker die schade claimde ten laste van de Staat. Het verzoek betrof een schadevergoeding van € 105,00, die de verzoeker stelde te hebben geleden als gevolg van zijn inverzekeringstelling in een strafzaak met het parketnummer 23/000273-14. De verzoeker was op 11 april 2013 in verzekering gesteld op verdenking van strafbare feiten zoals omschreven in de artikelen 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. Hij werd diezelfde dag om 16.01 uur weer in vrijheid gesteld. De strafzaak eindigde zonder oplegging van straf of maatregel en het arrest in die zaak is inmiddels onherroepelijk geworden.

Tijdens de behandeling van het verzoek in raadkamer op 17 februari 2016, was de verzoeker niet verschenen, ondanks dat hij behoorlijk was opgeroepen. De advocaat van de verzoeker heeft pleitnotities overgelegd en gepleit voor toewijzing van de schadevergoeding. De advocaat-generaal heeft echter geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Het hof heeft de stukken van de strafzaak en het verzoekschrift bestudeerd en heeft de relevante wetgeving in overweging genomen, met name artikel 136 van het Wetboek van Strafvordering en artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.

Het hof oordeelde dat de dag van invrijheidstelling samenvalt met de dag van inverzekeringstelling, waardoor de gevraagde schadevergoeding niet kan worden toegewezen. De beslissing van het hof was om het verzoek af te wijzen en de onverwijlde betekening van de beschikking aan de verzoeker te bevelen. Deze beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken tijdens de openbare zitting van het hof.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Rekestnummer: R 001562-15/ (89 Sv)
Parketnummer in hoger beroep: 23/000273-14
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat mr. [naam],
[adres].

1.Inhoud van het verzoek

Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ten laste van de Staat, tot een bedrag van € 105,00, ter zake van schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering in de strafzaak met voormeld parketnummer.

2.Procesverloop

Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en van het onderhavige verzoekschrift, alsmede van het standpunt van de advocaat-generaal betreffende dit verzoek.
Het hof heeft op 17 februari 2016 de advocaat-generaal en de advocaat van verzoeker ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Verzoeker is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.
De advocaat van verzoeker heeft aan de hand van de door haar overgelegde pleitnotities betoogd dat de verzochte vergoeding dient te worden toegewezen.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.

3.Beoordeling van het verzoek

Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
Verzoeker is op 11 april 2013 te 13.30 uur in verzekering gesteld op verdenking van – kort gezegd – de artikelen 310, 311, eerste lid onder 4 en 5 van het Wetboek van Strafrecht. Verzoeker is op 11 april 2013 te 16.01 uur in vrijheid gesteld.
De strafzaak met voormeld parketnummer is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Het arrest in die strafzaak is inmiddels onherroepelijk geworden.
In artikel 136, eerste lid, Sv is bepaald dat onder een dag wordt verstaan een tijd van vierentwintig uren. In artikel 27, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is over de verrekening van in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd met de opgelegde gevangenisstraf bepaald, dat bij het berekenen van de in mindering te brengen tijd de eerste dag van de verzekering als een volle dag geldt en dat de dag waarop de verzekering is geëindigd buiten beschouwing blijft. Hierbij wordt volgens vaste rechtspraak aansluiting gezocht bij de beoordeling van een verzoek als het onderhavige. Mitsdien wordt, nu de dag van invrijheidstelling samenvalt met de dag van inverzekeringstelling, de gevraagde vergoeding afgewezen.

4.Beslissing

Het hof:
Wijst het verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. M.J.G.B. Heutink, H.W.J. de Groot en M.R. Cox, in tegenwoordigheid van mr. K.D.M. de Lange als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 9 maart 2016.