ECLI:NL:GHAMS:2016:3381
Gerechtshof Amsterdam
- Rekestprocedure
- M.J.G.B. Heutink
- H.W.J. de Groot
- M.R. Cox
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om schadevergoeding in verband met inverzekeringstelling en invrijheidstelling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 maart 2016 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding van een verzoeker die schade claimde ten laste van de Staat. Het verzoek betrof een schadevergoeding van € 105,00, die de verzoeker stelde te hebben geleden als gevolg van zijn inverzekeringstelling in een strafzaak met het parketnummer 23/000273-14. De verzoeker was op 11 april 2013 in verzekering gesteld op verdenking van strafbare feiten zoals omschreven in de artikelen 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. Hij werd diezelfde dag om 16.01 uur weer in vrijheid gesteld. De strafzaak eindigde zonder oplegging van straf of maatregel en het arrest in die zaak is inmiddels onherroepelijk geworden.
Tijdens de behandeling van het verzoek in raadkamer op 17 februari 2016, was de verzoeker niet verschenen, ondanks dat hij behoorlijk was opgeroepen. De advocaat van de verzoeker heeft pleitnotities overgelegd en gepleit voor toewijzing van de schadevergoeding. De advocaat-generaal heeft echter geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Het hof heeft de stukken van de strafzaak en het verzoekschrift bestudeerd en heeft de relevante wetgeving in overweging genomen, met name artikel 136 van het Wetboek van Strafvordering en artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof oordeelde dat de dag van invrijheidstelling samenvalt met de dag van inverzekeringstelling, waardoor de gevraagde schadevergoeding niet kan worden toegewezen. De beslissing van het hof was om het verzoek af te wijzen en de onverwijlde betekening van de beschikking aan de verzoeker te bevelen. Deze beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken tijdens de openbare zitting van het hof.