In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 3 november 2016, wordt het verzoek van een gewezen verdachte om schadevergoeding op grond van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) behandeld. De verzoeker, die op 20 december 2015 werd aangehouden en op 21 december 2015 weer in vrijheid werd gesteld, vraagt om een schadevergoeding van € 210,00 voor schade door ondergane verzekering en € 550,00 voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De rechtbank heeft de raadsman en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord, maar verzoeker zelf is niet verschenen.
De rechtbank overweegt dat de verzoeker recht heeft op een standaardschadevergoeding van € 105,00 voor de dag die hij in verzekering heeft doorgebracht. De rechtbank wijst echter het verzoek om vergoeding voor de dag van invrijheidsstelling af, omdat deze dag volgens de geldende jurisprudentie niet voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank volgt hierin de lijn van het Hof Arnhem-Leeuwarden en andere rechtbanken, die stellen dat onder een dag in de zin van artikel 136 lid 1 Sv een periode van vierentwintig uur wordt verstaan, en dat de dag van invrijheidstelling niet wordt meegerekend.
Daarnaast kent de rechtbank een vergoeding van € 550,00 toe voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift, maar deze bedragen worden verrekend met een openstaande schuld van de verzoeker aan de Staat, zoals vermeld in een strafbeschikking. De beslissing is openbaar uitgesproken door rechter W.H. van Benthem, in aanwezigheid van griffier M. Cordia.