Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Tussen partijen vaststaande feiten
3.Geschil in hoger beroep
4.Het oordeel van de rechtbank
5.Beoordeling van het geschil
zodra de inspecteur is gebleken(cursivering: Hof) dat de belastingaanslag op een te hoog bedrag is vastgesteld en mits geen van de uitzonderingen genoemd in onderdeel a tot en met e van voormeld artikel 45aa zich voordoet. Artikel 45aa is met ingang van 2010 in de Uitvoeringsregeling opgenomen (Regeling van 17 december 2009, nr. DB2009/735M, Stcrt. 2009, 20549, laatstelijk gewijzigd bij Besluit van 23 december 2010, nr. DB2010/281M, Stcrt. 2010, 21111). De zinsnede ‘
zodra de inspecteur is gebleken’ zoals opgenomen in de aanhef van artikel 45aa van de Uitvoeringsregeling wordt in de toelichting op het wijzigingsbesluit van 23 december 2010 als volgt toegelicht: “(…) Voor de goede orde wordt opgemerkt dat met de toegevoegde zinsnede ‘zodra de inspecteur is gebleken’ zowel wordt gedoeld op de situatie dat belastingplichtige informatie heeft aangedragen als op de situatie dat de Belastingdienst zelf op welke manier dan ook een onjuistheid op het spoor is gekomen. (…)” (zie de toelichting op het Besluit van 23 december 2010, nr. DB2010/281M, Stcrt. 2010, nr. 21111, blz. 41-42).
zodra de inspecteur is gebleken’ van artikel 45aa van de Uitvoeringsregeling gaat over de wijze waarop de inspecteur de bewuste informatie (die hem heeft doen besluiten tot het ambtshalve verminderen van de belastingaanslag in kwestie) heeft bereikt. Dit kan zijn op aandragen van de belastingplichtige of door een eigen onderzoek van de inspecteur c.q. de Belastingdienst, aldus de toelichting. Aan de term ‘gebleken’ dient dan ook niet de door de rechtbank voorgestane bewijslastverdeling te worden gekoppeld. Het Hof zal bij de navolgende beoordeling de ‘normale’ bewijslastverdeling als uitgangspunt nemen. Dit betekent dat gelet op het feit dat belanghebbende zich op een aftrekpost beroept en de inspecteur die post heeft betwist, belanghebbende feiten en omstandigheden aannemelijk moet maken op grond waarvan hij recht heeft op aftrek van scholingsuitgaven.