In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de naheffingsaanslagen voor de belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM) die aan belanghebbende, een ondernemer, waren opgelegd. De belanghebbende had eerder aangifte gedaan voor verschillende voertuigen, maar de inspecteur had naheffingsaanslagen opgelegd die door de rechtbank Haarlem in eerste aanleg waren vernietigd. Het Hof oordeelde dat de naheffingsaanslagen niet prematuur waren opgelegd en dat de belanghebbende het recht had om bezwaar te maken tegen de aangiften. Het Hof kwam tot de conclusie dat de rechtbank ten onrechte een integrale proceskostenvergoeding had toegekend en dat de inspecteur slechts een forfaitaire vergoeding diende te betalen. De rechtbank had eerder een immateriële schadevergoeding van € 500 toegekend, wat het Hof bevestigde. De uitspraak van de rechtbank werd gedeeltelijk vernietigd, en de naheffingsaanslag voor de Maserati werd verminderd tot € 2.919. Het Hof concludeerde dat de inspecteur in de kosten van de belanghebbende moest worden veroordeeld tot een bedrag van € 236 voor de proceskosten.