Op 8 augustus 2009, te 16.25 uur, belt de medeverdachte [medeverdachte 1] met de verdachte [verdachte] en vraagt of het gelukt is. [verdachte] antwoordt dat hij die ene man heeft gesproken, maar dat hij die Hindoestaanse jongen nog niet heeft kunnen bereiken. Op 19 augustus 2009 wordt tijdens een observatie omstreeks 13.35 uur een ontmoeting waargenomen tussen [medeverdachte 1] en [verdachte]. [verdachte] loopt naar een geparkeerde personenauto, haalt daar een zwart tasje uit en overhandigt deze aan [medeverdachte 1]. Op 31 augustus 2009, te 15.19 uur, wordt [medeverdachte 1] gebeld door [medeverdachte 3], die vraagt of "[bijnaam]" al is geweest. [medeverdachte 3] vraagt aan [medeverdachte 1] of hij aan die jongen zou kunnen vragen of hij koffie wil komen drinken of een afspraak kan maken. [medeverdachte 3] zegt dat hij de Hindoestaanse jongen bedoelt. [medeverdachte 1] zegt dat hij "[bijnaam]" zal bellen om te kijken waar hij is. Twee minuten later, om 15.21 uur, belt [medeverdachte 1] naar [verdachte] en vraagt waar hij is. [medeverdachte 1] zegt tegen [verdachte] dat de Hindoestaanse man hem nodig heeft. [verdachte] zegt dat hij net bij die jongen is geweest en dat hij met een rechtstreekse man naar hem moet gaan. [verdachte] wil weten of de rechtstreekse man Betrokkene 1] is. [medeverdachte 1] zegt dat het een goede vriend van [betrokkene 1] is. [verdachte] zegt dat hij Betrokkene 1] woensdag om 7 uur bij de Burger King in de Bijlmer, bij de gevangenis moet zien. Vervolgens belt [medeverdachte 1] om 15.29 uur naar [medeverdachte 3] en zegt dat hij de andere man heeft gebeld en dat hij zei dat die andere man zijn telefoon niet opnam en dat hij een bericht heeft ingesproken. [medeverdachte 1] zegt dat [medeverdachte 3] in verband met het andere een afspraak voor woensdag moet maken en dat "[bijnaam]" woensdag al die mensen gaat ontmoeten en dat het om 7 uur daar in de buurt moet zijn. [medeverdachte 3] moet alvast aan zijn mannen doorgeven om dan vrij te houden. [medeverdachte 3] zegt dat dat van "[bijnaam]" belangrijk is en dat ze er al twee weken mee bezig zijn.
Op woensdag 2 september 2009, om 13.17 uur, belt [medeverdachte 1] naar [verdachte] en zegt dat die afspraak vanavond met die man goed is. [verdachte] zegt dat hij vooraf een gesprek heeft met de andere man. [medeverdachte 1] zegt "oke oke oke want dat is heel belangrijk toch voordat je die jassen met elkaar laat ontmoeten".
Tijdens een observatie wordt die avond om 19.04 waargenomen dat [medeverdachte 3], [verdachte] en [medeverdachte 3] elkaar ontmoeten op de Foodstrip en weglopen in de richting van de Kentucky Fried Chicken (KFC). Om 19.27 uur wordt gezien dat [verdachte] alleen beneden in de KFC zit. Om 19.33 uur wordt gezien dat [medeverdachte 3], [medeverdachte 3] en onder meer [medeverdachte 4] een ontmoeting hebben op de eerste verdieping van de KFC.
Om 19.32 uur belt [medeverdachte 1] naar [verdachte]. [verdachte] zegt dat de mannen boven zitten, hij zelf beneden en dat de twee mannen nog moeten komen maar dat [betrokkene 1] wel is gekomen. Voorts zegt hij dat de mannen het te veel vinden. [medeverdachte 1] zegt dat hij ze niet alleen moet laten. [verdachte] zegt dat "de man moet eerst met de andere mannen praten toch om te horen hoe de tori is, en als we uitkomen zo breed zo smal, dan gaat we verder. Om 20.16 uur belt [medeverdachte 3] naar [medeverdachte 1]. Hij zegt tegen [medeverdachte 1] dat hij even weg moest om te overleggen en vraagt aan [medeverdachte 1] of deze wil kijken waar [bijnaam] is omdat hij hem nog even wil zien. [medeverdachte 1] moet snel de afspraak maken. Vervolgens belt [medeverdachte 1] naar [verdachte] en zegt het volgende: "[bijnaam] vraagt waar je bent, hij zei dat ie je even dringend nodig heeft. [verdachte] zegt dat hij al weg is en dat hij de man naar Zaandam moet laten komen om hem te ontmoeten. In de loop van het gesprek zegt [verdachte] nog "nee nee het is niet wat ik zei het is meer, negen dubbeltjes, en de mannen willen het in een keer doen direct." [verdachte] zegt dat hij morgen, of de andere afspraak er gewoon bij is. [medeverdachte 1] zegt vervolgens "jij bent mijn cement man". Later zegt [verdachte]: "weet je, dat is hij gaan informeren en het is niet één, ik heb het tegen de man gezegd, het is zeker vijftien verschillende, vijftien kleuren." Verderop in het gesprek zegt [verdachte] dat de twee mannen niet de echte mannen zijn, waarop [medeverdachte 1] antwoordt dat de man zei "dat de mannen de patiënt kennen". [medeverdachte 1] zegt: "Hij zei dat die man de dokter kent, hij heeft rechtstreeks contact gehad met de dokter." [verdachte] antwoordt: "Ja maar dan moet de man met één man komen. Waarom moet ie met twee mannen komen, als één man de dokter kent. Niet twee mannen kennen de dokter toch?"
Op 3 september 2009, om 19.33 uur, hebben [medeverdachte 1] en [verdachte] opnieuw telefonisch contact. [verdachte] zegt dat hij er bijna is en vraagt wat de afspraak is. [medeverdachte 1] antwoordt "als je er bent dan zal je wel horen ehm hoe ehm wat die man in feite heeft uitgelegd en dan kijken we wel." Op 4 september 2009, 17.04 uur, wordt [medeverdachte 1] gebeld door [medeverdachte 3]. [medeverdachte 1] geeft de telefoon over aan [verdachte]. [medeverdachte 3] zegt dat ze met 12 man zijn. [verdachte] zegt dat de koek groot is, dat hij wel koek krijgt en dat hij zich niet druk maakt. Om 20.01 uur wordt [medeverdachte 1] opnieuw gebeld door [medeverdachte 3]. [medeverdachte 1] zegt dat "ook als [bijnaam] die man zou ontmoeten, dat die man toch met die andere mannen moet komen." [medeverdachte 1] zegt dat hij tegen [bijnaam] heeft gezegd om "die man te gaan zoeken zodat die man met die anderen mannen kan komen zodat [medeverdachte 1] een gesprek met die mannen heeft. [medeverdachte 3] zegt dat die man al bij hem is, omdat hij tegen heb had gezegd dat ze elkaar na 7 uur zouden ontmoeten. [medeverdachte 1] zegt dat hij "[bijnaam]" even zal bellen en dat hij [medeverdachte 3] daarna weer terugbelt.
Op 7 september 2009, om 17.45 uur, belt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 3] en vraagt of [medeverdachte 3] "[bijnaam]" op Oost wil gaan ontmoeten op [straat]. [medeverdachte 3] zegt van wel. [medeverdachte 1] belt twee minuten later, om 17.47 uur, naar [verdachte] en zegt dat de man er over 20 minuten is. [verdachte] zegt dat die man naar [horecagelegenheid] moet komen, op nummer [huisnummer]. Kort hierna belt [medeverdachte 1] naar [verdachte] en geeft de locatie door.
Die avond, om 18.54 uur, belt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 3]. Op een gegeven moment vraagt [medeverdachte 1] "hoe het zit met dat ding van net" en "of het gunstig of ongunstig is". [medeverdachte 3] zegt dat dát wat deze man wil bijna onmogelijk is. Het is een systeem van één hand geeft en de andere hand neemt het aan de andere kant zonder dat er kosten zijn.
[medeverdachte 1] zegt later "dat dat andere ding al bijna op 80 zit. [medeverdachte 3] bevestigt en zegt dat het al op 8 dubbeltjes zit. [medeverdachte 1] zegt dat die mannen iemand anders hebben gevonden die het in een keer kan doen. [medeverdachte 3] zegt dat hij dit aan "[bijnaam]" heeft uitgelegd en heeft gezegd dat "[bijnaam]" met die mannen moest praten. [medeverdachte 3] heeft die jongens gisteren nog gezien en ze hebben gezegd dat ze nog een andere oplossing hebben.
Op 14 september 2009, om 13.49 uur, belt [medeverdachte 3] naar [medeverdachte 1] en vraagt of dat ding van [bijnaam] niet meer is doorgegaan. [medeverdachte 1] zegt dat hij er niets meer over gehoord heeft en denkt dat hij dan wel een oplossing gevonden zal hebben. Hij zal neef bellen en zegt tegen [medeverdachte 3] hem later hoort. Diezelfde middag, om 14.38 uur, wordt [verdachte] gebeld door [medeverdachte 1]. [verdachte] zegt dat ze op "[bijnaam]" aan het wachten waren en dat hij groen ligt moet geven en dat dan alles oke is.
Op 16 september 2009, omstreeks 18.58 uur, wordt in het [naam hotel] een observatie gehouden, waarbij wordt waargenomen dat [verdachte] een bespreking heeft met andere personen.