ECLI:NL:RBAMS:2018:478

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 januari 2018
Publicatiedatum
1 februari 2018
Zaaknummer
13/680292-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 37-jarige man voor poging tot afpersing in vereniging en andere strafbare feiten

Op 31 januari 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 37-jarige man, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot afpersing in vereniging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij een gewapende beroving van een kilo cocaïne op 7 november 2016 in Amstelveen, waarbij het slachtoffer, [slachtoffer 1], onder bedreiging van geweld werd beroofd. De verdachte was ook betrokken bij een poging tot afpersing van [slachtoffer 3] en mishandeling van [slachtoffer 4]. De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte beoordeeld, waaronder afgeluisterde gesprekken en getuigenverklaringen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet aanwezig was bij de daadwerkelijke diefstal, maar wel op de hoogte was van de plannen en een rol had gespeeld in de voorbereiding. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de diefstal, maar vond hem schuldig aan de poging tot afpersing en de mishandeling. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank overwoog dat de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/680292-16
Datum uitspraak: 31 januari 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 6, 7, 11 december 2017 en 18 januari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.L.A. ter Veer en van wat verdachte en zijn raadsman mr. T. van Assendelft de Coningh naar voren hebben gebracht.
Het onderzoek 13Spalter richt zich op de volgende verdachten: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [verdachte] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] . [verdachte] en [medeverdachte 5] worden verder in dit vonnis bij hun voornaam ( [verdachte] en [medeverdachte 5] ) aangeduid en alle medeverdachten worden bij hun achternaam genoemd.

2.Tenlastelegging

Aan [verdachte] is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Zaaksdossier ‘Amstelveen’
1. diefstal met (bedreiging met) geweld in vereniging van een kilo cocaïne, toebehorende aan [slachtoffer 1] , te Amstelveen op 7 november 2016, subsidiair medeplichtigheid hieraan;
Zaaksdossier ‘Afpersingen’
2. afpersing in vereniging van [slachtoffer 2] te Amsterdam in de periode van 13 tot en met 14 oktober 2016;
3. poging tot afpersing in vereniging van [slachtoffer 3] te Amsterdam in de periode van 13 tot en met 14 oktober 2016, subsidiair mishandeling van [slachtoffer 4] .
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage I, die aan dit vonnis is gehecht en hier als ingevoegd geldt.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Inleiding
In het strafrechtelijke onderzoek ‘Triberga’ is de naam van verdachte [medeverdachte 1] naar voren gekomen. Het vermoeden bestond dat hij op 22 december 2015 met twee andere personen in een zwarte Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken] een bezoek aan Duitsland heeft gebracht ten behoeve van de handel in vuurwapens dan wel de handel in verdovende middelen.
Op 28 april 2016 is voornoemde Volkswagen Golf gecontroleerd. [verdachte] was de bestuurder en de andere vermoedelijke inzittenden die dag waren [medeverdachte 1] , zijn broertje [naam broertje] en [naam 1] (hierna: [naam 1] ). In de auto werden onder andere het rijbewijs van [medeverdachte 1] en een briefje met de tekst ‘Izhmash AK47 AK76’ aangetroffen. Izhmash is een fabrikant van Kalasjnikovs. Op het briefje stond ook een telefoonnummer van ‘ [naam 2] ’, welk nummer bleek toe te behoren aan [naam 2] , een contactpersoon van [medeverdachte 1] in het kader van de Top600. [1]
De zwarte Volkswagen Golf kwam weer in beeld bij een onderzoek naar een overval in Zoetermeer op 31 juli 2016 (Zaaksdossier ‘Zoetermeer’). De Volkswagen Golf bleek van 16 tot 20 juli op naam van [medeverdachte 1] geregistreerd te hebben gestaan. [2]
Op 19 september 2016 heeft [medeverdachte 1] de zwarte Volkswagen ingeruild voor een witte Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken] . [3]
Deze witte Volkswagen Golf kwam in beeld bij een poging inbraak in Amersfoort op 7 augustus 2016. Het signalement van één van daders kwam overeen met dat van [medeverdachte 1] . Eén van de aangehouden verdachten had de sleutels van de witte Volkswagen Golf bij zich en [medeverdachte 1] is daags voor de overval samen met anderen in de auto gecontroleerd. [4]
Een overval in Alkmaar op 21 februari 2016 vertoonde gelijkenissen met de zaken in Zoetermeer en Amersfoort. [5] In alle gevallen bleken de slachtoffers in relatie te staan tot juwelierswinkels gevestigd in de Beverwijkse Bazaar. Alle drie de incidenten werden gepleegd op een zondag door drie daders, waarbij in twee gevallen gebruik werd gemaakt van een vuurwapen.
Op 13 juli 2016 werd een onderzoek gestart onder de naam ‘13Spalter’. Het onderzoek richtte zich op [medeverdachte 1] die zich vermoedelijk met diverse andere personen schuldig maakte aan de handel en/of bezit van vuurwapens en het plegen van overvallen op juweliers. Het bevel tot het plaatsen van plaatsbepalingsapparatuur onder de witte Volkswagen Golf is op 29 september 2016 afgegeven. [6] Op 7 oktober 2016 heeft de rechter-commissaris de machtiging tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie (OVC) in de witte Volkswagen Golf afgegeven. [7] De telefoonnummers van [medeverdachte 1] werden sinds 25 augustus 2016 getapt. [8]
Gaandeweg het onderzoek kwam de verdenking naar boven dat [medeverdachte 1] zich, samen met diverse andere personen, met allerlei vormen van criminaliteit bezighield. Naar aanleiding hiervan zijn ook de telefoonnummers van andere mogelijke betrokkenen getapt.
Sinds 28 oktober 2016 is het telefoonnummer van [verdachte] getapt. [9] De aanleiding hiervoor was het vermoeden van een samenwerkingsverband tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] met betrekking tot de handel in vuurwapens. [10]
Sinds 1 december 2016 is het telefoonnummer van [medeverdachte 4] getapt. [11] De aanleiding hiervoor was het vermoeden dat [medeverdachte 4] door [medeverdachte 1] zou worden betrokken bij het stelen van een partij verdovende middelen van een drugshandelaar in Arnhem (zaaksdossier ‘Arnhem’). Ook bleek uit het onderzoek 13Spalter dat [medeverdachte 4] mogelijk betrokken is geweest bij een diefstal van een partij verdovende middelen op 7 november 2016 in Amstelveen (zaaksdossier ‘Amstelveen’). [12]
Sinds 15 november 2016 is het telefoonnummer van [medeverdachte 2] getapt. [13] Meerdere gesprekken tussen [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] over een ontmoeting waarbij een vuurwapen voorhanden zou zijn, waren hiervoor de aanleiding. [14]
Sinds 29 november 2016 is het telefoonnummer van [medeverdachte 3] getapt. [15] De aanleiding hiervoor was het vermoeden dat [medeverdachte 3] samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] betrokken was bij de voorbereiding van een diefstal met geweld in Arnhem (zaaksdossier ‘Arnhem’). [16]
Van [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] zijn de telefonische verkeersgegevens opgevraagd. De aanleiding hiervoor was het vermoeden dat zij betrokken waren bij een diefstal met geweld op 7 november 2016 in Amstelveen (zaaksdossier ‘Amstelveen’). [17] [18]
4.2.
Zaaksdossier ‘Amstelveen’
4.2.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Er zijn meerdere aanwijzingen dat het slachtoffer van de diefstal [slachtoffer 1] was (hierna: [slachtoffer 1] ). [slachtoffer 1] heeft op 16 november 2016 verklaard dat hij op 7 november 2016 door twee Marokkaanse mannen is beroofd van iets met een waarde van ongeveer 25.000 euro, niet zijnde geld. De mannen zouden allebei een wapen op zijn hoofd hebben gezet. Er is geen reden om aan die verklaring van [slachtoffer 1] te twijfelen. Uit een aanvullend proces-verbaal blijkt dat [slachtoffer 1] goed kan communiceren in het Nederlands. Dat hij later op zijn verklaring is teruggekomen, wekt geen verbazing omdat hij anders ook het verboden bezit van verdovende middelen zou erkennen. Op basis van afgeluisterde gesprekken kan worden aangenomen dat [slachtoffer 1] van een kilo cocaïne is beroofd.
Uit de tap- en OVC-gesprekken en de telefoongegevens kan worden afgeleid dat [medeverdachte 4] op 6 november 2016 met [medeverdachte 1] naar Amstelveen is gereden. Op 7 november 2016 is hij met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] naar Amstelveen gegaan. Na de beroving is er contact tussen verschillende betrokkenen waaronder [medeverdachte 4] . De stem van [medeverdachte 4] is herkend in gesprekken via een telefoon die met de door hem gehuurde auto meebewoog. Het is dus duidelijk dat [medeverdachte 4] betrokken was bij de beroving, ongeacht of de bijnaam ‘ [bijnaam 1] ’ aan hem gekoppeld kan worden.
[medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] moeten de personen zijn geweest die [slachtoffer 1] die dag hebben beroofd. [medeverdachte 1] had een aansturende rol. Er is sprake van het medeplegen van de diefstal met geweld door deze drie verdachten.
Ook [medeverdachte 6] was betrokken bij de diefstal op 7 november 2016. Hij heeft als contactpersoon tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer 1] gefungeerd. Hij heeft bij [slachtoffer 1] vertrouwen gewekt en zonder hem was het feit wellicht in het geheel niet gepleegd. Na de beroving van [slachtoffer 1] is [medeverdachte 6] bedreigd, waaruit zijn betrokkenheid ook blijkt. Uit het dossier blijkt echter ook dat [medeverdachte 6] op 7 november 2016 niet in Amstelveen aanwezig was. Zijn rol moet worden gekwalificeerd als die van medeplichtige.
Het handelen van [verdachte] kan niet gekwalificeerd worden als medeplegen van dan wel medeplichtigheid aan de gewapende beroving van [slachtoffer 1] en hij dient volgens de officier van justitie te worden vrijgesproken. [verdachte] wist van het plan om [slachtoffer 1] te beroven en heeft op 6 november 2016 [slachtoffer 1] geobserveerd en zijn woning aangewezen. Dit handelen heeft echter niet bijgedragen aan de uiteindelijke beroving op 7 november 2016. Ook het contact tussen [verdachte] en [medeverdachte 6] heeft hier niet aan bijgedragen. Tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer 1] was al contact geweest over de afgesproken tijd en plaats en [medeverdachte 6] was niet aanwezig op 7 november 2016.
De officier van justitie vindt dat ook bewezen kan worden dat [medeverdachte 4] fenacetine in zijn bezit heeft gehad terwijl hij wist dat dit een versnijdingsmiddel voor cocaïne was. De fenacetine is in zijn woning gevonden en [medeverdachte 4] heeft verklaard te weten waarvoor de stof gebruikt kan worden en zelf ook cocaïne te gebruiken.
4.2.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat [verdachte] dient te worden vrijgesproken van het aan hem onder 1 tenlastegelegde feit.
De raadsman heeft met betrekking tot de duiding en bewijswaarde van de tap- en OVC-gesprekken gewezen op het arrest van het gerechtshof Amsterdam in het ‘Alpamayo’ onderzoek [19] en het arrest van datzelfde gerechtshof in het ‘Ulawa’ onderzoek. [20] De rechter moet voorzichtig zijn bij het interpreteren van tap- en OVC-gesprekken. Een bepaalde duiding kan slechts worden gegeven wanneer de inhoud en het onderling verband van de gesprekken en het verband met andere te bezigen bewijsmiddelen daartoe voldoende basis bieden. Aan bedoeld steunbewijs ontbreekt het in deze zaak.
Het staat allereerst ver buiten gerede twijfel dat überhaupt een rip op [slachtoffer 1] heeft plaatsgevonden. Dat er sprake is geweest van (een dreiging met) geweld kan hooguit worden ontleend aan de eerste verklaring van [slachtoffer 1] die hij op 16 november 2016 heeft afgelegd. [slachtoffer 1] heeft deze eerste verklaring later echter tegengesproken in een echt politieverhoor, waarbij hij zijn verklaring kon nalezen en verifiëren. Deze tweede verklaring heeft hij onder ede bij de rechter-commissaris herhaald. Zijn beheersing van de Nederlandse taal was daarnaast beperkt, en de politie was reeds gevoed met de conclusie dat er een kilo cocaïne van hem zou zijn gestolen. Bovendien had [slachtoffer 1] een motief om anderen van ernstige feiten te beschuldigen. Immers werd hem door de agenten verweten dat hij [medeverdachte 6] zou bedreigen. Door de feiten jegens hem gepleegd uit te vergroten, creëerde hij een validatie voor de bedreiging. Al met al piept en kraakt de verklaring van [slachtoffer 1] te veel om daaraan zonder enige ondersteuning in objectieve feiten en omstandigheden bewijswaarde toe te kennen.
In de visie van de verdediging kan maximaal een eenvoudige diefstal worden bewezen. [slachtoffer 1] heeft nooit verklaard te zijn bestolen van een kilo cocaïne. Er dient een ononderbroken bewijsketen te bestaan voor het bewijs van het bestaan van een dergelijke substantie. De vermoedens van de beoogde rippers zijn niet genoeg om tot het bewijs van het onderdeel ‘cocaïne’ te komen. Er bestaat een lacune van 30% tussen de straatwaarde van een kilo cocaïne en de door de officier van justitie aangehouden waarde van 24.000 euro.
Er is daarnaast geen bewijs dat [verdachte] betrokken was bij de vermeende diefstal op 7 november 2016. [verdachte] maakte geen deel uit van de groep personen die op die dag naar Amstelveen is afgereisd. Uit het dossier kan hooguit worden opgemaakt dat hij op 6 november 2016 in de auto heeft gezeten op het moment dat een soortgelijke onderneming (althans volgens het scenario van het Openbaar Ministerie) op een eerder moment werd overwogen. De mogelijke bijdrage van [verdachte] , bestaande uit de observatie en het aanwijzen van het huis van [slachtoffer 1] , is niet van enige invloed geweest op hetgeen in de visie van het Openbaar Ministerie op 7 november 2016 plaats heeft gevonden. Ook het contact tussen [verdachte] en [medeverdachte 6] heeft hieraan niet bijgedragen.
4.2.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.2.3.1. Aanleiding
Op 10 november 2016 verscheen [medeverdachte 6] samen met [verdachte] op het politiebureau Balistraat te Amsterdam. [medeverdachte 6] verklaarde dat hij en zijn ouders werden bedreigd en dat hij twee keer had kunnen ontsnappen aan een ontvoering. Toen [medeverdachte 6] apart genomen werd, vertelde hij dat hij verantwoordelijk werd gehouden voor een incident en dat personen geld van hem wilden. Hij vreesde voor zijn leven. [medeverdachte 6] gaf het telefoonnummer van [slachtoffer 1] en zei dat [slachtoffer 1] kon vertellen waar het over ging. [21] [22] In een later politieverhoor verklaarde [medeverdachte 6] dat [slachtoffer 1] hem lastigviel omdat hij iets kwijt was. [23]
De vader van [medeverdachte 6] verklaarde dat op 7 november 2016 twee Turkse mannen aan de deur waren geweest, ene ‘ [bijnaam 2] ’ en een forse man met de naam ‘ [bijnaam 3] ’. De mannen waren op zoek geweest naar [medeverdachte 6] omdat hij of vrienden van hem iets van hen hadden weggenomen. [medeverdachte 6] was echter niet meer thuis geweest sinds 7 november 2016. [24] De zus van [medeverdachte 6] heeft op 22 december 2016 verklaard dat haar broer in Koeweit verbleef omdat hij bang was voor represailles. [medeverdachte 6] zou hebben gezegd dat er ‘iets’ van iemand was weggenomen en dat anderen datgene nu in bezit hadden. [medeverdachte 6] zou door beide partijen zijn bedreigd. [25]
In verband met de bedreigingen jegens [medeverdachte 6] en zijn ouders heeft de politie [slachtoffer 1] op 16 november 2016 bezocht en hem over deze bedreigingen gesproken. [slachtoffer 1] verklaarde toen dat hij op 7 november 2016 in Amstelveen in de ochtend was beroofd van iets met een waarde van 25.000 euro, niet zijnde geld. Twee Marokkaanse mannen zouden ieder een pistool op zijn hoofd hebben gezet. [medeverdachte 6] zou als bemiddelaar hebben opgetreden. [26]
Deze verklaring van [slachtoffer 1] wordt ondersteund door een aantal andere bevindingen in het onderzoek.
4.2.3.2. Ontmoeting in de ochtend van 7 november 2016 in Amstelveen
Uit de resultaten van de technische acties op de mobiele telefoonnummers van [slachtoffer 1] (* [nummer] ), [medeverdachte 1] (* [nummer] ), [medeverdachte 4] (* [nummer] ), [verdachte] (* [nummer] ), [medeverdachte 6] (* [nummer] ) en [medeverdachte 5] (* [nummer] ), de OVC-gesprekken in de witte Volkswagen Golf en de track & trace gegevens van de huurauto van [medeverdachte 4] kan worden opgemaakt dat in de ochtend van 7 november 2016 rond 9.30 uur een ontmoeting heeft plaatsgevonden in Amstelveen tussen in ieder geval [slachtoffer 1] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] .
[medeverdachte 1] zei in een gesprek op 6 november 2016 om 16.00 uur tegen [medeverdachte 6] dat hij tegen ‘hen’ moest zeggen ‘morgenochtend’. [27] Rond 19.00 uur sprak [medeverdachte 1] af met een onbekende man, naar later bleek [slachtoffer 1] , bij de Kentucky Fried Chicken op de Jan van Galenstraat te Amsterdam om te spreken over de dag erna. [28] [29] In telefoongesprekken met [slachtoffer 1] later op de avond zei [medeverdachte 1] dat het 1000 procent zeker morgen was en dat hij [slachtoffer 1] daar om half 10 zou zien. [medeverdachte 1] zou [slachtoffer 1] het adres sturen. [30] Kort voor middernacht heeft [verdachte] een sms naar [medeverdachte 6] gestuurd met de inhoud
“ [adres 1] Amstelveen bel die Turk morgen vroeg rijd met hem mee”. [31]
De telefoons van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] peilden die avond tussen 22:00 en 23:00 uur in de buurt van de [adres 1] in Amstelveen en [medeverdachte 1] bevestigde aan zijn moeder die avond tijdens een telefoongesprek dat hij zich in Amstelveen bevond. [32]
Op 7 november 2016 rond 8.15 uur heeft [medeverdachte 4] met een door hem gehuurde Mercedes Benz met kenteken [kenteken] [medeverdachte 1] opgehaald in de buurt van diens ouderlijke woning op de [adres 2] te Amsterdam. [33] [34] De telefoon van [medeverdachte 1] peilde vervolgens uit in de buurt van de verblijfplaats van [medeverdachte 5] in [plaats] . [35] [medeverdachte 1] heeft [medeverdachte 5] gebeld en tegen hem gezegd dat hij naar beneden moest komen met een tasje en een pet. Of [medeverdachte 5] daarna ook in de Mercedes is gestapt, is onduidelijk gebleven. Er is slechts één OVC-gesprek waarin zijn stem is herkend en er zijn geen verdere aanwijzingen voor zijn aanwezigheid gedurende de rest van de dag.
Zowel [medeverdachte 1] als [medeverdachte 4] hebben na het bezoek aan [medeverdachte 5] geprobeerd telefonisch contact te krijgen met [medeverdachte 6] , die de oproepen niet beantwoordde. [36] [37] [medeverdachte 6] had rond 9.00 uur wel telefonisch contact met [slachtoffer 1] . De telefoon van [medeverdachte 6] peilde die ochtend tot ongeveer 11.00 uur uit in Amsterdam-Oost. [38]
De Mercedes is om 8.50 uur uit Amsterdam vertrokken en naar Amstelveen gereden. De telefoons van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] straalden een kwartier later zendmasten aan op Schiphol-Oost, gelegen op de route naar Amstelveen. [39] De Mercedes arriveerde rond 9.15 uur in Amstelveen in de buurt van de [adres 1] . [40] De telefoon van [medeverdachte 1] was vanaf 9.15 uur uitgeschakeld en gaf geen paallocaties meer aan. [41] Om 9.30 uur belden [slachtoffer 1] en [medeverdachte 4] met elkaar, terwijl allebei hun telefoons een zendmast aanstraalden in de nabije omgeving van de [adres 1] te Amstelveen. [42] [43]
4.2.3.3. Diefstal
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de tap- en OVC-gesprekken ook worden afgeleid dat [slachtoffer 1] tijdens zijn ontmoeting met in ieder geval [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] op 7 november 2016 in Amstelveen is bestolen.
Uit de OVC-gesprekken van 6 november 2016 blijkt dat [medeverdachte 1] die middag en avond samen met [verdachte] , [medeverdachte 5] en nog een onbekende man in de Volkswagen Golf zat. [44] Uit de inhoud van de gesprekken kan worden afgeleid dat zij [slachtoffer 1] aan het achtervolgen en observeren waren.
Nadat de auto rond 19.00 uur wegreed bij de Kentucky Fried Chicken op de Jan van Galenstraat te Amsterdam, werd door hen gesproken over de persoon die [medeverdachte 1] zojuist had ontmoet. Dat deze persoon [slachtoffer 1] was, leidt de rechtbank onder andere af uit de opmerking dat de man in een kleine blauwe auto reed. [45] Later bleek dat [slachtoffer 1] gebruik maakte van een kleine blauwe auto. [46] Verder kende [verdachte] de persoon. Hij had het over ‘ [voornaam] , die dikke, die bij autotaxi werkt’. [47] De voornaam van [slachtoffer 1] is ‘ [voornaam] ’ en hij was werkzaam als taxichauffeur. [48] [verdachte] wist waar de man woonde en wees een woning aan op de [adres 3] ter hoogte van nummer [huisnummer] te [plaats] . Uit onderzoek is naar voren gekomen dat [slachtoffer 1] woonachtig was op het adres [adres 3] te [plaats] . [49]
In het gesprek dat [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 5] en de onbekende man in de auto voerden tijdens de observatie van [slachtoffer 1] spraken zij erover dat [slachtoffer 1] een kilo bij zich had. Ook werden de termen ‘bossen’, ‘raggen’, ‘trekken’ en ‘blokken’ gebezigd. Door de onbekende man werd gezegd:
“Trek die tas en ren! 8 doezoe de man nu”. [medeverdachte 1] zei:
“Hij zegt tien dertig kan ik brengen. Daarom deze ga ik morgen pakken. [bijnaam 1] gaat hem zo aanpakken. Zonder volgens mij pipa”. Ook zei [medeverdachte 1] :
“ [bijnaam 4] je trekt hem heel simpel he. Uit zijn hand en rennen.”en
“Ik ga hem pakken tamara”. Volgens [medeverdachte 1] zouden ze morgen zes ‘doezoe’ de man hebben en moesten ze het met zijn vieren delen. [50]
Eerder die middag had [medeverdachte 1] tegen [verdachte] in de auto verteld dat hij net een kilo had kunnen pakken. Ook sprak [medeverdachte 1] met [verdachte] erover dat hij ‘ [bijnaam 1] ’ een Turk uit Bos en Lommer zou laten ‘pakken’. [medeverdachte 1] sprak ook letterlijk over ‘rippen’. De ‘papieren’ moesten met zijn vieren worden gedeeld. [51]
Later op de avond, toen [medeverdachte 1] en [verdachte] samen in de auto zaten en op de [adres 3] reden, zei [medeverdachte 1] tegen [verdachte] :
“Ik kan hem ook gewoon hier klaren met piepa”. [52]
Uit de hiervoor aangehaalde afgeluisterde tap- en OVC-gesprekken en de peilbakengegevens blijkt een duidelijk misdadig doel dat verdachten voor ogen hadden: zij wilden [slachtoffer 1] beroven van verdovende middelen. Dat deze diefstal uiteindelijk ook heeft plaatsgevonden, leidt de rechtbank af uit tap- en OVC-gesprekken na de afspraak op 7 november 2016 in de ochtend in Amstelveen en hetgeen [slachtoffer 1] hierover tegen de politie heeft gezegd.
Op 7 november 2016, in de middag na de diefstal, hadden [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] een gesprek in de Volkswagen Golf, waarin [medeverdachte 1] zei dat hij blij zou zijn als de ‘green’ weg was. Dat alles snel weg moest omdat ze anders ‘gechinst’ zouden worden. [53] [medeverdachte 1] zei dat hij [medeverdachte 4] zonder tas terug zag komen. [medeverdachte 4] zei dat hij de tas al in zijn handen had en kon rennen. [medeverdachte 4] zei:
“Maakt niet uit hoor, we hebben em toch”, waarop [medeverdachte 1] reageerde:
“jajaja, daar gaat het uiteindelijk om”. [medeverdachte 4] zei ook nog tegen [medeverdachte 1] :
“Ze weten dat ik rip!” [54]
Op 17 november 2016 is er een gesprek opgenomen tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de Volkswagen Golf. Terwijl zij op de [adres 3] reden, zei [medeverdachte 1] :
“Hier woont die Turk die ik geroofd heb he. In deze straat”. [55]
Op 19 november 2016 vertelde [medeverdachte 1] in een telefoongesprek tegen [medeverdachte 4] dat hij ‘die Turkie uit Amstelveen’ zag. [medeverdachte 1] had het erover dat die persoon in zijn kleine blauwe auto reed en dat het de grote vriend van [medeverdachte 4] was omdat hij nog veel geld van [medeverdachte 4] kreeg. [56]
Op 24 november 2016 vertelde [medeverdachte 4] aan [medeverdachte 1] dat hij ‘ [bijnaam 3] ’ was tegengekomen in Zandvoort. Hij had gelijk zijn ‘gono’ gepakt en was weggereden. [57] [slachtoffer 1] heeft verklaard dat [bijnaam 3] een vriend van hem is. [58] De naam [bijnaam 3] komt ook voor in het tapgesprek waarin [medeverdachte 1] [medeverdachte 6] vroeg om het telefoonnummer van [bijnaam 3] . [59] De vader van [medeverdachte 6] verklaarde dat ene ‘ [bijnaam 3] ’ aan zijn deur had gestaan. [60]
4.2.3.4. Kilo cocaïne
Dat de diefstal op 7 november 2016 zag op een kilo cocaïne, leidt de rechtbank af uit hierboven reeds aangehaalde tap- en OVC-gesprekken tussen de verdachten, waarin zij spraken over kilo’s, coke, ‘blokkoes’ en een buit van (ongeveer) 24.000 euro. [slachtoffer 1] heeft verklaard te zijn bestolen van iets met een waarde van 25.000 euro, niet zijnde geld. Een bedrag van dergelijke hoogte kan als straatwaarde van een kilo cocaïne worden verwacht. Bovendien wil [slachtoffer 1] niet zeggen van welk goed hij is bestolen, wat er volgens de rechtbank op duidt dat het gestolene mogelijk crimineel van aard was. Op grond van het voorgaande houdt de rechtbank het ervoor dat [slachtoffer 1] op 7 november 2016 is bestolen van een kilo cocaïne.
4.2.3.5. (Dreiging met) geweld
Er is in het dossier geen ondersteuning voor de verklaring van [slachtoffer 1] dat er tijdens de diefstal twee pistolen op zijn hoofd zijn gericht. Hoewel in de tap- en OVC-gesprekken door de verdachten wel meerdere keren is gesproken over het al dan niet gebruiken van wapens, is dit onvoldoende. Er werd immers ook gesproken over het ‘pakken zonder piepa’. De rechtbank vindt dus niet bewezen dat bij de diefstal van de kilo cocaïne sprake was van (een dreiging met) geweld.
4.2.3.6. De rol van [verdachte]
wordt verweten medepleger te zijn geweest van de diefstal op [slachtoffer 1] , dan wel hieraan medeplichtig te zijn geweest door:
  • aanwezig te zijn bij een ontmoeting tussen [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] ;
  • [slachtoffer 1] te achtervolgen;
  • [slachtoffer 1] te observeren;
  • informatie over het woonadres van [slachtoffer 1] te verschaffen.
Niet kan worden bewezen dat [verdachte] aanwezig was bij de diefstal op 7 november 2016 in Amstelveen. Zoals hiervoor beschreven, kan enkel worden vastgesteld dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] op die ochtend in Amstelveen aanwezig waren.
Uit het dossier blijkt wel dat [verdachte] een zekere rol heeft gehad bij de diefstal op [slachtoffer 1] . Blijkens de tap- en OVC-gesprekken was hij op de hoogte van de plannen om [slachtoffer 1] te bestelen van een kilo cocaïne. [verdachte] heeft [medeverdachte 1] in contact gebracht met [medeverdachte 6] , die als tussenpersoon voor [slachtoffer 1] fungeerde. [medeverdachte 1] gebruikte de telefoon van [verdachte] voor zijn contacten met [medeverdachte 6] en [slachtoffer 1] . [verdachte] stuurde op de avond van 6 november 2016 een sms naar [medeverdachte 6] met daarin de adresgegevens waarop de volgende dag de ontmoeting in Amstelveen zou plaatsvinden. Deze gedragingen zijn echter niet opgenomen in de tenlastelegging en kunnen daarom door de rechtbank niet worden meegewogen bij de kwalificatie van het feit.
Wat overigens ook is komen vast te staan, is dat [verdachte] op 6 november 2016 met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] in de auto zat toen zij [slachtoffer 1] achtervolgden en observeerden. [verdachte] heeft tijdens deze autorit de woning van [slachtoffer 1] aangewezen. Ook was [verdachte] in de zeer dichte nabijheid van [medeverdachte 1] toen deze een ontmoeting met [slachtoffer 1] had bij de KFC in de avond van 6 november 2016. Volgens de rechtbank heeft deze bijdrage van [verdachte] echter uiteindelijk geen wezenlijke bijdrage geleverd aan de diefstal op 7 november 2016. Het handelen van [verdachte] kan daarom niet worden gekwalificeerd als het medeplegen van dan wel medeplichtigheid aan de diefstal op [slachtoffer 1] . [verdachte] wordt vrijgesproken van het aan hem onder 1 tenlastegelegde feit.
4.3.
Zaaksdossier ‘Afpersingen’
4.3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Op grond van de afgeluisterde tapgesprekken, de verklaringen van [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4] ) en zijn moeder [naam moeder] (hierna: [naam moeder] ), het bij [slachtoffer 4] geconstateerde letsel en de verklaringen van [naam 3] (hierna: [naam 3] ) en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) tegenover de politie kan volgens de officier van justitie worden bewezen dat [medeverdachte 1] en [verdachte] [slachtoffer 2] hebben afgeperst (feit 2) en dat ze hebben geprobeerd om [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ) af te persen (feit 3 primair).
4.3.2.
Het standpunt van de verdediging
De ondersteuning voor de tap- en OVC-gesprekken wordt gevonden in de verklaringen van [slachtoffer 4] en [naam moeder] . [naam moeder] is alleen bij de rechter-commissaris met een tolk gehoord, waar zij heeft verklaard dat [medeverdachte 1] en [verdachte] haar niet hebben bedreigd. De verklaring van [slachtoffer 4] is onbetrouwbaar. De officier van justitie gaat voorbij aan het door [medeverdachte 1] geschetste motief van [slachtoffer 4] om hem te beschuldigen vanwege het feit dat hij met de ex van [slachtoffer 4] gaat. Een tweede motief bestaat in het feit dat [medeverdachte 1] al enige tijd in een escalerend conflict met [slachtoffer 3] betrokken is. Het gaat om schade die [slachtoffer 3] heeft veroorzaakt aan de auto van het broertje van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] heeft vanaf het eerste moment verklaard over dit conflict en [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [verdachte] hebben dit verhaal bevestigd. Zowel [medeverdachte 1] als [verdachte] hebben verklaard over een handgemeen tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer 4] , maar volgens hen was [slachtoffer 4] de initiator. Bij dit handgemeen bestond geenszins het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling. [slachtoffer 2] heeft bij de rechter-commissaris onder ede verklaard dat hij niet door [medeverdachte 1] of [verdachte] is bedreigd en dat hij geen geld heeft betaald aan [verdachte] . Ook voor de feiten 2 en 3 dient volgens de raadsman dus vrijspraak te volgen.
4.3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat [verdachte] zich samen met [medeverdachte 1] schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afpersing van [slachtoffer 3] , door tegen de moeder van [slachtoffer 3] te zeggen dat ze [slachtoffer 3] dood zouden schieten als hij niet zou betalen. Ook hebben [verdachte] en [medeverdachte 1] de broer van [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , geslagen en getrapt.
De rechtbank vindt dat niet bewezen kan worden dat [verdachte] en [medeverdachte 1] [slachtoffer 2] hebben afgeperst.
Op 14 oktober 2016 heeft [slachtoffer 4] aangifte gedaan. Zijn moeder had hem verteld dat er de dag daarvoor rond 20.00 uur drie mannen aan de deur waren geweest die op zoek waren naar [slachtoffer 3] en geld van hem wilden. Op 14 oktober 2016 rondom het middaguur zijn de mannen teruggekomen en [slachtoffer 4] is toen op verzoek van zijn moeder naar huis gekomen. De mannen bleken [medeverdachte 1] , [verdachte] en [naam 4] te zijn. [medeverdachte 1] en [verdachte] riepen dat zij het geld van de wiet die [slachtoffer 3] had gestolen binnen 24 uur terug wilden en dat ze [slachtoffer 3] anders dood zouden schieten. [medeverdachte 1] en [verdachte] hadden het over een bedrag van 20.000 euro. Dit geldbedrag hadden ze naar eigen zeggen ook geëist bij de andere jongens die samen met [slachtoffer 3] wiet hadden geknipt. Nadat [slachtoffer 4] met [medeverdachte 1] en [verdachte] een stuk was meegereden in de auto, is hij door hen geslagen en getrapt. De verbalisant die de aangifte opnam, heeft bij [slachtoffer 4] een paars met rode zwelling onder zijn rechteroog gezien. Ook was het oog rood en vochtig. [61]
De verklaring van [slachtoffer 4] wordt bevestigd door zijn moeder op 28 november 2016. [naam moeder] heeft toen verklaard dat op 13 oktober 2016 [medeverdachte 1] en een man die zij kent als ‘ [verdachte] ’, ‘ [verdachte] ’ of ‘ [verdachte] ’ aan de deur zijn geweest. De rechtbank begrijpt dat met deze tweede persoon [verdachte] wordt bedoeld. [verdachte] zei tegen [naam moeder] dat als ze geen geld van [slachtoffer 3] kregen, zij hem zouden doodschieten. Hij maakte daarbij schietbewegingen met zijn hand. [slachtoffer 3] was die dag niet thuis. De volgende dag kwamen de mannen terug. Nadat zij met [slachtoffer 3] hadden gesproken, is haar andere zoon [slachtoffer 4] bij de mannen in de auto gestapt en samen met hen weggereden. [62] Op 6 december 2016 hebben de wijkagenten nogmaals gesproken met [naam moeder] . [naam moeder] heeft toen een gelijkluidende verklaring afgelegd. Zij heeft aan haar eerdere verklaring toegevoegd dat [slachtoffer 4] door [medeverdachte 1] en [verdachte] in elkaar was geslagen en dat [medeverdachte 1] en [verdachte] geld van [slachtoffer 3] wilden omdat ze hem verweten hennep van hen te hebben gestolen. [63]
De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de inhoud van de ambtsedige processen-verbaal waarin de verklaringen van [naam moeder] zijn opgenomen. De twee verklaringen van [naam moeder] komen overeen. Ook komen haar verklaringen overeen met wat [slachtoffer 4] zegt van zijn moeder te hebben gehoord. Dat [naam moeder] en de verhorende verbalisanten elkaar niet zouden hebben kunnen begrijpen of verstaan blijkt niet uit de processen-verbaal.
De verklaringen van [slachtoffer 4] en [naam moeder] sluiten niet alleen op elkaar aan, maar ook op de inhoud van een aantal tapgesprekken van 13 en 14 oktober 2016. Zo zegt [medeverdachte 1] in een gesprek met zijn broertje [naam broertje] op 13 oktober 2016 om 20.24 uur:
“Hij is nog steeds spoorloos. [verdachte] heeft net bij zijn moeder ehh hij zei tegen haar geld om te ehh [slachtoffer 3] (fon) is dood”. [64] Op 14 oktober 2016 om 17.43 uur zegt [medeverdachte 1] in een telefoongesprek:
“Ik heb net al [slachtoffer 3] (fon) zijn broer total loss geslagen”. [65]
Uit de inhoud van de tapgesprekken van 13 en 14 oktober 2016 volgt ook dat [medeverdachte 1] boos was over iets wat van hem was afgenomen en terugbetaald moest worden.
Zo zegt [medeverdachte 1] op 13 oktober 2016 om 19.23 uur in een gesprek:
“Er is iets heel ergs aan de hand en ik ga je kontje vandaag grillen, waar ben je?”. [66]
Op 13 oktober 2016 zegt [medeverdachte 1] in gesprekken met zijn broertje [naam broertje] : “
hij heeft 70 doezoe van mij weg laten gaan en iedereen gaat betalen… Zij hebben mijn gras gestolen en zij hebben hen alle vier opgepakt… Iedereen gaat betalen” [67] en
“Luister ze hokje geget 15 ntv maar ehh ze zijn allemaal geget binnen bompa iedereen… En ik ga ze nu allemaal laten betal…het is mijn hokkie. Ik heb iedereen op camerabeelden…je moet echt zo tegen ntv zeggen, je pakt mijn broer zijn weed he vuile flikker” [68] en
“Ik heb tegen hem gezegd, ik heb schijt of jij later bent gekomen alle vier of vijf gaan jullie betalen”. [69]
In een gesprek met [naam 3] op 13 oktober 2016 zegt [medeverdachte 1] :
“Ik nodig jouw uit ntv en jij nakt mijn hok tijdens dat ik jouw bel voor een klus nak jij mijn hok…. Broer 70 ruggen ben ik kwijt. 70 ruggen mijn hele rolluik is eruit gehaald uit die deur…. Jullie gaan allemaal betalen en heel snel nog”. [70]
Op 14 oktober 2016 zegt [medeverdachte 1] in een gesprek met een onbekend gebleven persoon:
“Hun zijn allemaal in die huis betrapt. Laat ik zo zeggen al die gene die in mijn huis is betrapt gaat gewoon betalen”. [71]
Op 15 oktober 2016 heeft er een telefoongesprek tussen [medeverdachte 1] en [naam 5] (hierna [naam 5] ) plaatsgevonden. [naam 5] zegt:
“Er is al afgesproken met die eigenaar niet met mij”en [medeverdachte 1] antwoordt:
“Die eigenaar, dat ben ik!”. [72]
Deze tapgesprekken sluiten aan bij bevindingen van een aantal dagen daarvoor. Op 11 oktober 2016 werd een viertal jongens aangehouden in een woning aan de [adres 4] te Amsterdam. In de woning bleek een hennepkwekerij te zijn ingericht. Het rolluik voor de hoofdingang was volledig vernield. De aangehouden jongens waren [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] , [naam 3] en [naam 5] . [73]
De woning aan de [adres 4] was eigendom van [naam 6] . Hij verklaarde dat zijn woning kapot was gemaakt. [74] [75] Dat de woning echter door [medeverdachte 1] werd gebruikt, blijkt uit de tapgesprekken. [medeverdachte 1] noemt in een tapgesprek op 13 oktober 2016 de naam [naam 6] . [76] Ook in een gesprek tussen [verdachte] en een onbekend persoon wordt de naam [naam 6] genoemd. [77] Verder zegt [medeverdachte 1] in de tapgesprekken:
“mijn hele rolluik is eruit gehaald uit die deur” [78] ,
“ik heb zelfs sleutels van die huis” [79] ,
“het is mijn hokkie…Hij was daar bij Lidl Geuzenveld” [80] ,
“laat ik zeggen al die gene die in mijn huis is betrapt gaat gewoon betalen” [81] en
“die eigenaar, dat ben ik!”. [82]
De vier jongens die in de woning zijn aangehouden zijn na het aantreffen van de hennepkwekerij op 11 oktober 2016 benaderd door [medeverdachte 1] en [verdachte] :
  • [slachtoffer 4] en [naam moeder] hebben verklaard over de bezoeken van [medeverdachte 1] en [verdachte] op 13 en 14 oktober 2016. [medeverdachte 1] en [verdachte] waren op zoek naar [slachtoffer 3] en wilden dat hij ging betalen.
  • [naam 3] heeft verklaard dat na zijn aanhouding in de hennepkwekerij meerdere keren mannen bij hem aan de deur zijn geweest. Hij werd regelmatig gebeld door mannen die geld van hem eisten voor de wiet die hij gestolen zou hebben. Ook is zijn vader benaderd door één van de mannen en is geld van hem geëist. [naam 3] wilde geen aangifte doen, ondanks dat [medeverdachte 1] was aangehouden.
- [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij en de andere aangehouden jongens na hun vrijlating door [medeverdachte 1] , [verdachte] en [naam 4] zijn benaderd. Zij wilden van elke persoon een bedrag van € 20.000,- hebben. Toen ze dat weigerden, werden ze bedreigd. [slachtoffer 2] kreeg veel telefoontjes en sms’jes van [verdachte] dat hij moet betalen. Toen hij niet kon betalen, stonden de drie mannen voor zijn deur. [verdachte] zou gezegd hebben dat hij [slachtoffer 2] zou neerschieten als hij niet betaalde. [slachtoffer 2] heeft gehoord dat [slachtoffer 4] door [medeverdachte 1] en [verdachte] in elkaar is geslagen. [85]
- Op 15 oktober 2016 heeft een telefoongesprek tussen [medeverdachte 1] en [naam 5] plaatsgevonden, waarin [naam 5] aangaf ‘er niks mee te maken te hebben’ en [medeverdachte 1] steeds zei niets over de telefoon te willen bespreken. [86]
[medeverdachte 1] en [verdachte] hebben niet ontkend op 13 en 14 oktober 2016 bij de woning van [slachtoffer 3] te zijn geweest. Volgens hen was [slachtoffer 3] het broertje van [medeverdachte 1] 800 euro schuldig vanwege de schade die hij had veroorzaakt aan zijn auto. Hoewel [slachtoffer 3] als getuige ter terechtzitting ook over schade aan de auto heeft verklaard, wijkt zijn verklaring op zoveel punten af van de verklaring van [medeverdachte 1] hierover, dat de rechtbank deze lezing niet aannemelijk acht. Dat er voor [medeverdachte 1] en [verdachte] een andere reden was om [slachtoffer 3] te benaderen om geld te betalen dan zijn betrokkenheid bij de hennepkwekerij, is niet aannemelijk geworden. Dit is volgens de rechtbank overigens ook niet van belang. De rechtbank acht bewezen dat [medeverdachte 1] en [verdachte] , in een poging om geld van [slachtoffer 3] te krijgen, tegen de moeder van [slachtoffer 3] hebben gezegd dat als [slachtoffer 3] niet zou betalen ze hem dood zouden schieten. Ook hebben ze de broer van [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , mishandeld. Ook al meenden [medeverdachte 1] en [verdachte] geld van [slachtoffer 3] tegoed te hebben, om welke reden dan ook, laat dat onverlet dat sprake is van een poging tot afpersing. Het onder feit 3 primair tenlastegelegde kan dan ook worden bewezenverklaard.
[verdachte] en [medeverdachte 1] worden ook beschuldigd van de afpersing van [slachtoffer 2] op 13 en 14 oktober 2016. Er zijn aanwijzingen dat [slachtoffer 2] door [medeverdachte 1] en [verdachte] op een dreigende manier is benaderd en mede verantwoordelijk is gehouden voor het voorval in de hennepkwekerij. Echter, onduidelijk is wanneer [slachtoffer 2] een klein bedrag aan [verdachte] zou hebben betaald, zoals hij tegen de politie heeft verklaard, laat staan dat dit in de tenlastegelegde periode was. Een bewezenverklaring kan in dit geval dan ook niet volgen en [verdachte] zal worden vrijgesproken van de afpersing van [slachtoffer 2] .

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de onder 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat [verdachte]
Zaaksdossier ‘Afpersingen’
Ten aanzien van feit 3 primair:
in de periode van 13 oktober 2016 tot en met 14 oktober 2016 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van geld, toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 3] , welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en zijn mededader
  • tegen de moeder van voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden hebben toegevoegd: “wij willen binnen 24 uur ons geld hebben anders schieten we [slachtoffer 3] dood”, althans woorden van die dreigende aard en
  • de broer van voornoemde [slachtoffer 3] (te weten [slachtoffer 4] ) hebben geslagen en gestompt en getrapt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. [verdachte] is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. Hij is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat [verdachte] voor de door haar onder 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest. Hierbij heeft zij gevorderd de gevangenneming van [verdachte] te bevelen.
[verdachte] is – met uitzondering van een geldboete voor heling in 1998 – niet eerder veroordeeld voor gewelds- of vermogensdelicten. De reclassering heeft geen relatie kunnen leggen tussen problemen op leefgebieden en de tenlastegelegde feiten en er is onvoldoende zicht op de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] .
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair bepleit dat [verdachte] integraal dient te worden vrijgesproken, en dat aan hem dus geen straf dient te worden opgelegd.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht bij een bewezenverklaring de eis te matigen. De jurisprudentie in dit soort zaken toont dat in vergelijkbare gevallen lagere straffen worden opgelegd. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] . [verdachte] heeft beperkte documentatie en heeft eerder onterecht een langdurige detentie ondergaan, waar hij tot op de dag van vandaag onder lijdt.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Uit het zaaksdossier ‘Afpersingen’ blijkt dat [verdachte] en zijn medeverdachte [medeverdachte 1] zich schuldig hebben gemaakt aan een poging tot afpersing. Het slachtoffer [slachtoffer 3] werd verantwoordelijk gehouden voor de schade die [medeverdachte 1] had geleden in verband met een hennepkwekerij. In een poging om als vergoeding hiervoor een groot geldbedrag van het slachtoffer te krijgen, zijn [verdachte] en [medeverdachte 1] samen naar het huis van het slachtoffer gegaan en hebben zij daar de moeder van het slachtoffer ernstig bedreigd. De woorden dat zij haar zoon zouden doodschieten als hij het geld niet zou betalen, waren zeer beangstigend en zij ondervindt hiervan nog altijd last. De volgende dag zijn [verdachte] en [medeverdachte 1] teruggegaan naar de woning van het slachtoffer. Toen de broer van het slachtoffer hen duidelijk maakte dat zij geen geld zouden krijgen, hebben zij hem geslagen, gestompt en getrapt. [verdachte] heeft hiermee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de broer van het slachtoffer.
Met betrekking tot de persoon van [verdachte] heeft de rechtbank gelet op zijn strafblad, gedateerd 14 november 2017. Hieruit blijkt dat [verdachte] in de afgelopen vijf jaar niet eerder is veroordeeld voor een gewelds- dan wel vermogensdelict.
Ook heeft de rechtbank gekeken naar het over [verdachte] uitgebrachte reclasseringsadvies gedateerd 1 november 2017, opgesteld door P.H.M. Wijk (hierna: Wijk), en hetgeen Wijk ter terechtzitting hierop heeft aangevuld. Volgens Wijk is er onvoldoende zicht gekregen op de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] en kan daarom geen plan van aanpak opgesteld worden.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Gelet op de inhoud van het reclasseringsadvies ziet de rechtbank geen aanknopingspunten om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen.
Alles afwegende acht de rechtbank in dit geval oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van het voorarrest passend en geboden. De rechtbank ziet geen reden om de gevangenneming van [verdachte] te bevelen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 45, 47 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
[verdachte] wordt hierna als ‘verdachte’ aangeduid.
Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 3 primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 3 primair:
Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
tien maanden.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.

Wijst af de vordering tot gevangenneming.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.B. Martens, voorzitter,
mrs. M.C. Eggink en V.V. Essenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Stockmann, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 januari 2018.

Voetnoten

1.Proces verbaal van verdenking (1) d.d. 2 augustus 2016, BOB-dossier documentcode 6924611.
2.Proces-verbaal van verdenking (2) d.d. 10 augustus 2016, BOB-dossier documentcode 7007984.
3.Proces-verbaal aanvraag stelselmatige observatie ex art. 126g Sv d.d. 28 september 2016, BOB-dossier documentcode 7153158.
4.Proces-verbaal van verdenking (2) d.d. 10 augustus 2016, BOB-dossier documentcode 7007984.
5.Proces-verbaal aanvraag opnemen van vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel ex art. 126l Sv d.d. 6 oktober 2016, BOB-dossier documentcode 7194276.
6.Wijziging bevel observatie ex art. 126g/126o Sv d.d. 29 september 2016, BOB-dossier achter aanvraag met documentcode 7153158.
7.Bevel tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel d.d. 7 oktober 2016, BOB-dossier achter aanvraag met documentcode 7194276.
8.Bevel opnemen van (tele)communicatie d.d. 25 augustus 2016, BOB-dossier achter aanvraag met documentcode 7056252.
9.Bevel opnemen van (tele)communicatie d.d. 28 oktober 2016, BOB-dossier [verdachte] .
10.Proces-verbaal aanvraag bevel opnemen (tele)communicatie d.d. 27 oktober 2016, BOB-dossier [verdachte] documentnummer 7271971.
11.Bevel opnemen van (tele)communicatie d.d. 1 december 2016, BOB-dossier [medeverdachte 4] .
12.Proces-verbaal aanvraag bevel opnemen (tele)communicatie d.d. 29 november 2016, BOB-dossier [medeverdachte 4] documentnummer 7422760.
13.Bevel opnemen van (tele)communicatie d.d. 15 november 2016, BOB-dossier [medeverdachte 2] .
14.Proces-verbaal aanvraag bevel opnemen (tele)communicatie d.d. 16 november 2016, BOB-dossier [medeverdachte 2] documentnummer 7369177.
15.Bevel opnemen van (tele)communicatie d.d. 29 november 2016, BOB-dossier [medeverdachte 2] .
16.Proces-verbaal aanvraag bevel opnemen (tele)communicatie d.d. 28 november 2016, BOB-dossier [medeverdachte 3] documentnummer 7414720.
17.Proces-verbaal aanvraag vordering verstrekking verkeersgegevens telefonie d.d. 18 januari 2017, BOB-dossier [medeverdachte 5] documentnummer 7630828.
18.Proces-verbaal aanvraag vordering verstrekking verkeersgegevens telefonie d.d. 13 december 2016, BOB-dossier [medeverdachte 6] documentnummer 7473570.
21.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 november 2016, p. 89-91.
22.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 november 2016, p. 98-99.
23.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] d.d. 22 februari 2017, p. 230-234.
24.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 november 2016, p. 94-95.
25.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 december 2016, p. 139-140.
26.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 november 2016, p. 98-99.
27.Tapgesprek sessienummer 5927 d.d. 6 november 2016, p. 39.
28.Tapgesprek sessienummer 5953 d.d. 6 november 2016, p. 41.
29.Proces-verbaal OVC-gesprekken rip Amstelveen d.d. 29 november 2016, sessienummer 67, p. 17.
30.Tapgesprek sessienummer 20299 d.d. 6 november 2016, p. 51.
31.SMS sessienummer 6057 d.d. 6 november 2016, p. 55.
32.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 december 2016, p. 64-70.
33.Proces-verbaal huurauto [medeverdachte 4] d.d. 13 januari 2017, p. 127-130.
34.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 december 2016, p. 64-70.
35.Tapgesprek sessienummer 20747 d.d. 7 november 2016, p. 77.
36.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 december 2016, p. 64-70.
37.Proces-verbaal [medeverdachte 1] mee bij rip Amstelveen d.d. 2 december 2016, p. 72-73.
38.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 maart 2017, p. 185-187.
39.Proces-verbaal [medeverdachte 1] mee bij rip Amstelveen d.d. 2 december 2016, p. 72-73.
40.Proces-verbaal huurauto [medeverdachte 4] d.d. 13 januari 2017, p. 127-130.
41.Proces-verbaal [medeverdachte 1] mee bij rip Amstelveen d.d. 2 december 2016, p. 71-74.
42.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 december 2016, p. 64-70.
43.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 december 2016, p. 131-133.
44.Proces-verbaal OVC-gesprekken rip Amstelveen d.d. 29 november 2016, sessienummer 68, p. 17.
45.Proces-verbaal OVC-gesprekken rip Amstelveen d.d. 29 november 2016, sessienummer 68, p. 17-18.
46.Proces-verbaal van bevindingen Daewoo Matiz d.d. 2 december 2016, p. 87-88.
47.Proces-verbaal OVC-gesprekken rip Amstelveen d.d. 29 november 2016, sessienummer 68, p. 19.
48.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] d.d. 11 januari 2017, p. 170-173.
49.Proces-verbaal bevindingen observatie door [medeverdachte 1] d.d. 2 december 2016, p. 83-86.
50.Proces-verbaal OVC-gesprekken rip Amstelveen d.d. 29 november 2016, sessienummer 68, p. 17-23.
51.Proces-verbaal OVC-gesprekken rip Amstelveen d.d. 29 november 2016, sessienummer 65, p. 15-16.
52.Proces-verbaal OVC-gesprekken rip Amstelveen d.d. 29 november 2016, sessienummer 70, p. 24.
53.Proces-verbaal OVC-gesprekken rip Amstelveen d.d. 29 november 2016, sessienummer 78 p. 24.
54.Proces-verbaal OVC-gesprekken rip Amstelveen d.d. 29 november 2016, sessienummer 79, p. 25-26.
55.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 december 2016, p. 134-135.
56.Proces-verbaal [medeverdachte 1] komt Turk van Amstelveen tegen d.d. 28 november 2016, p. 100-102.
57.Proces-verbaal tapgesprek [medeverdachte 4] komt [bijnaam 3] tegen d.d. 28 november 2016, p. 106-108.
58.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] d.d. 11 januari 2017, p. 170-173.
59.Tapgesprek sessienummer 19423 d.d. 6 november 2016, p. 38.
60.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 november 2016, p. 94-95.
61.Proces-verbaal van aangifte d.d. 14 oktober 2016, p. 73-76.
62.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 november 2016, p. 87-88.
63.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 december 2016, p. 89-90.
64.Tapgesprek sessienummer 305 d.d. 13 oktober 2016, p. 33.
65.Tapgesprek sessienummer 392 d.d. 14 oktober 2016, p. 35-36.
66.Tapgesprek sessienummer 287 d.d. 13 oktober 2016, p. 28.
67.Tapgesprek sessienummer 292 d.d. 13 oktober 2016, p. 29.
68.Tapgesprek sessienummer 296 d.d. 13 oktober 2016, p. 32.
69.Tapgesprek sessienummer 305 d.d. 13 oktober 2016, p. 33.
70.Tapgesprek sessienummer 293 d.d. 13 oktober 2016, p. 30-31.
71.Tapgesprek sessienummer 392 d.d. 14 oktober 2016, p. 35-36.
72.Tapgesprek sessienummer 512 d.d. 15 oktober 2016, p. 37.
73.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 oktober 2016, p. 1-2.
74.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 oktober 2016, p. 25,
75.Proces-verbaal verhoor verdachte [naam 6] d.d. 3 januari 2017, p. 111-119.
76.Tapgesprek sessienummer 293 d.d. 13 oktober 2016, p. 30-31.
77.Tapgesprek sessienummer 2464 d.d. 28 oktober 2016, p. 53.
78.Tapgesprek sessienummer 293 d.d. 13 oktober 2016, p.30-31.
79.Tapgesprek sessienummer 292 d.d. 13 oktober 2016, p. 29.
80.Tapgesprek sessienummer 296 d.d. 13 oktober 2016, p. 32.
81.Tapgesprek sessienummer 392 d.d. 14 oktober 2016, p. 35-36.
82.Tapgesprek sessienummer 512 d.d. 15 oktober 2016, p. 37.
83.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 november 2016, p. 85-86.
84.Tapgesprek sessienummer 293 d.d. 13 oktober 2016, p. 30-31.
85.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 november 2016, p. 91-92
86.Tapgesprek sessienummer 512 d.d. 15 oktober 2016, p. 37.