ECLI:NL:RBAMS:2018:462

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 januari 2018
Publicatiedatum
1 februari 2018
Zaaknummer
13/680217-16, 13/660066-11 (TUL) en 99/000369-25 (V.I.)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 30-jarige man voor afpersing en diefstal met geweld, met meerdere verdachten betrokken in verschillende strafzaken

Op 31 januari 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 30-jarige man, die is veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf voor onder andere afpersing en diefstal met geweld. De man, zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was gedetineerd in een Huis van Bewaring. De rechtbank heeft het vonnis uitgesproken na een uitgebreid onderzoek dat plaatsvond tijdens meerdere zittingen in december 2017 en januari 2018. De tenlastelegging omvatte verschillende feiten, waaronder het medeplegen van diefstal met geweld en afpersing in vereniging, en het voorhanden hebben van verdovende middelen en wapens. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten betrokken was bij een serie gewelddadige misdrijven, waaronder een ripdeal in Arnhem en een gewapende diefstal in Zoetermeer. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen, alsook de afgeluisterde gesprekken, als bewijs gebruikt om de betrokkenheid van de verdachte vast te stellen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bewezenverklaarde feiten en heeft de strafeis van de officier van justitie gevolgd, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf toegewezen, gezien de recidive van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/680217-16, 13/660066-11 (TUL) en 99/000369-25 (V.I.)
Datum uitspraak: 31 januari 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het Huis van Bewaring “ [naam huis van bewaring] ” te [plaats ] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 6, 7 en 11 december 2017 en 18 januari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.L.A. ter Veer en van wat verdachte en zijn raadsman mr. J-H.L.C.M. Kuijpers naar voren hebben gebracht.
Het onderzoek 13Spalter richt zich op de volgende verdachten: [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] . [verdachte] en alle medeverdachten worden verder in dit vonnis bij hun achternaam aangeduid, behalve de gebroeders [naam broers] die bij hun voornaam ( [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] ) worden genoemd.

2.Tenlastelegging

Aan [verdachte] is na wijziging op de zitting – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Zaaksdossier ‘Arnhem’
1. Medeplegen van voorbereiding van het in vereniging plegen van een diefstal met geweld dan wel een afpersing in de periode van 10 tot en met 26 november 2016 te Amsterdam en/of Arnhem en/of elders in Nederland;
2. het in vereniging aanwezig hebben van een hoeveelheid cocaïne in de woningen aan de [adres 1] en de [adres 2] te [plaats ] op 26 november 2016, althans in de periode van 10 tot en met 26 november 2016;
3. het in vereniging voorhanden hebben van twee gas- alarmpistolen in de woning aan de [adres 3] te [plaats ] en een vakantiewoning in Velsen-Zuid op 26 november 2016, althans in de periode van 10 tot en met 26 november 2016;
4. witwassen in vereniging van een geldbedrag van € 76.000,- (mogelijk vals briefgeld) in een woning aan de [adres 3] te [plaats ] , en een ‘rippakket’ (bestaande uit echt en nepgeld) in een vakantiewoning in Velsen-Zuid op 26 november 2016, althans in de periode van 10 tot en met 26 november 2016;
Zaaksdossier ‘Amstelveen’
5. diefstal met (bedreiging met) geweld in vereniging van een kilo cocaïne, toebehorende aan [slachtoffer 1] , te Amstelveen op 7 november 2016;
Zaaksdossier ‘Afpersingen’
6. afpersing in vereniging van [slachtoffer 2] te Amsterdam in de periode van 13 tot en met 14 oktober 2016;
7. poging tot afpersing in vereniging van [slachtoffer 3] te Amsterdam in de periode van 13 tot en met 14 oktober 2016, subsidiair mishandeling van [slachtoffer 4] ;
Zaaksdossier ‘Zoetermeer’
8. diefstal met (bedreiging met) geweld in vereniging van een tas, sleutels, een portemonnee en een geldbedrag van circa € 1.600,-, toebehorende aan [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] , te Zoetermeer op 31 juli 2016 en/of afpersing in vereniging van voornoemde personen.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage I, die aan dit vonnis is gehecht en hier als ingevoegd geldt.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Inleiding
In het strafrechtelijke onderzoek ‘Triberga’ is de naam van [verdachte] naar voren gekomen. Het vermoeden bestond dat hij op 22 december 2015 met twee andere personen in een zwarte Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken 1] een bezoek aan Duitsland heeft gebracht ten behoeve van de handel in vuurwapens dan wel de handel in verdovende middelen.
Op 28 april 2016 is voornoemde Volkswagen Golf gecontroleerd. [medeverdachte 4] was de bestuurder en de andere vermoedelijke inzittenden die dag waren [verdachte] , zijn broertje [naam broertje] en [naam 1] (hierna: [naam 1] ). In de auto werden onder andere het rijbewijs van [verdachte] en een briefje met de tekst ‘Izhmash AK47 AK76’ aangetroffen. Izhmash is een fabrikant van Kalasjnikovs. Op het briefje stond ook een telefoonnummer van ‘ [naam 2] ’, welk nummer bleek toe te behoren aan [naam 2] , een contactpersoon van [verdachte] in het kader van de Top600. [1]
De zwarte Volkswagen Golf kwam weer in beeld bij een onderzoek naar een overval in Zoetermeer op 31 juli 2016 (Zaaksdossier ‘Zoetermeer’). De Volkswagen Golf bleek van 16 tot 20 juli op naam van [verdachte] geregistreerd te hebben gestaan. [2]
Op 19 september 2016 heeft [verdachte] de zwarte Volkswagen ingeruild voor een witte Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken 2] . [3]
Deze witte Volkswagen Golf kwam in beeld bij een poging inbraak in Amersfoort op 7 augustus 2016. Het signalement van één van daders kwam overeen met dat van [verdachte] . Eén van de aangehouden verdachten had de sleutels van de witte Volkswagen Golf bij zich en [verdachte] is daags voor de overval samen met anderen in de auto gecontroleerd. [4]
Een overval in Alkmaar op 21 februari 2016 vertoonde gelijkenissen met de zaken in Zoetermeer en Amersfoort. [5] In alle gevallen bleken de slachtoffers in relatie te staan tot juwelierswinkels gevestigd in de Beverwijkse Bazaar. Alle drie de incidenten werden gepleegd op een zondag door drie daders, waarbij in twee gevallen gebruik werd gemaakt van een vuurwapen.
Op 13 juli 2016 werd een onderzoek gestart onder de naam ‘13Spalter’. Het onderzoek richtte zich op [verdachte] die zich vermoedelijk met diverse andere personen schuldig maakte aan de handel en/of bezit van vuurwapens en het plegen van overvallen op juweliers. Het bevel tot het plaatsen van plaatsbepalingsapparatuur onder de witte Volkswagen Golf is op 29 september 2016 afgegeven. [6] Op 7 oktober 2016 heeft de rechter-commissaris de machtiging tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie (OVC) in de witte Volkswagen Golf afgegeven. [7] De telefoonnummers van [verdachte] werden sinds 25 augustus 2016 getapt. [8]
Gaandeweg het onderzoek kwam de verdenking naar boven dat [verdachte] zich, samen met diverse andere personen, met allerlei vormen van criminaliteit bezighield. Naar aanleiding hiervan zijn ook de telefoonnummers van andere mogelijke betrokkenen getapt.
Sinds 28 oktober 2016 is het telefoonnummer van [medeverdachte 4] getapt. [9] De aanleiding hiervoor was het vermoeden van een samenwerkingsverband tussen [verdachte] en [medeverdachte 4] met betrekking tot de handel in vuurwapens. [10]
Sinds 1 december 2016 is het telefoonnummer van [medeverdachte 3] getapt. [11] De aanleiding hiervoor was het vermoeden dat [medeverdachte 3] door [verdachte] zou worden betrokken bij het stelen van een partij verdovende middelen van een drugshandelaar in Arnhem (zaaksdossier ‘Arnhem’). Ook bleek uit het onderzoek 13Spalter dat [medeverdachte 3] mogelijk betrokken is geweest bij een diefstal van een partij verdovende middelen op 7 november 2016 in Amstelveen (zaaksdossier ‘Amstelveen’). [12]
Sinds 15 november 2016 is het telefoonnummer van [medeverdachte 1] getapt. [13] Meerdere gesprekken tussen [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 4] over een ontmoeting waarbij een vuurwapen voorhanden zou zijn, waren hiervoor de aanleiding. [14]
Sinds 29 november 2016 is het telefoonnummer van [medeverdachte 2] getapt. [15] De aanleiding hiervoor was het vermoeden dat [medeverdachte 2] samen met [verdachte] en [medeverdachte 1] betrokken was bij de voorbereiding van een diefstal met geweld in Arnhem (zaaksdossier ‘Arnhem’). [16]
Van [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] zijn de telefonische verkeersgegevens opgevraagd. De aanleiding hiervoor was het vermoeden dat zij betrokken waren bij een diefstal met geweld op 7 november 2016 in Amstelveen (zaaksdossier ‘Amstelveen’). [17] [18]
4.2.
Zaaksdossier ‘Arnhem’
4.2.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie is van mening dat uit de tapgesprekken en de OVC-gesprekken in de witte Volkswagen Golf volgt dat de verdachten [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] voorbereidingshandelingen hebben getroffen voor het plegen van een diefstal met geweld dan wel afpersing op [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] . De verdachten zijn meerdere malen in Arnhem langs geweest, probeerden vertrouwen te winnen en spraken over het kopen van kleine hoeveelheden drugs met de bedoeling om op een later moment toe te slaan, als er een grotere partij was. Bij de verdachten en op hun verblijfplaatsen zijn verschillende voorwerpen aangetroffen die zij voorhanden hadden in het kader van de voorbereiding: verschillende mobiele telefoons, twee gas- alarmpistolen, twee auto’s en een ‘rippakket’; een stapel papier waarvan het bovenste en onderste papier een biljet van 50 euro waren.
De verklaring van [verdachte] dat hij zou hebben geweten dat hij in zijn auto werd afgeluisterd en daarom met opzet onwaarheden heeft verkondigd, wordt tegengesproken door het dossier. De naam ‘ [bijnaam 1] ’ is nergens terug te vinden in de belastende OVC-gesprekken. Ook hebben [verdachte] en [medeverdachte 1] in eerste instantie gezwegen en hebben zij in de arrestantenbus hun verklaringen op elkaar afgestemd. Bovendien valt niet in te zien waarom [verdachte] nog meer risico zou lopen om te worden aangehouden door de politie uit te dagen. De verklaring van [medeverdachte 2] dat hij naar Arnhem ging om te bemiddelen over de verhuur van auto’s is ongeloofwaardig. Voor de overtuiging weegt mee dat uit tapgesprekken kan worden opgemaakt dat [verdachte] en [medeverdachte 2] eerder met elkaar hebben samengewerkt en elkaar hebben gesproken over onder andere ‘topjes’ en ‘schone wiet’.
De officier van justitie heeft ten aanzien van alle verdachten vrijspraak gevorderd voor het voorhanden hebben van een hoeveelheid cocaïne. De cocaïne is weliswaar aangetroffen in de woningen waar [verdachte] verbleef en regelmatig kwam, hij was echter niet de enige die op die adressen kwam.
Het voorhanden hebben van de twee gas- alarmpistolen kan volgens de officier van justitie wel worden bewezen. Het wapen, dat onderin het fornuis in de woning van [medeverdachte 2] aan de [adres 3] te [plaats ] is aangetroffen, is een gaspistool en [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij dit had om inbrekers af te schrikken. In de vakantiewoning in Velsen-Zuid is een huurcontract op de naam van [medeverdachte 2] en post gericht aan hem gevonden. [medeverdachte 2] had ook de sleutels van de vakantiewoning. Dat niet [medeverdachte 2] , maar een vriend van hem in de woning verbleef, is door [medeverdachte 2] niet voldoende onderbouwd. [verdachte] en [medeverdachte 1] wisten dat [medeverdachte 2] wapens had en dat deze zouden worden gebruikt bij de geplande diefstal in Arnhem.
Voor het tenlastegelegde witwassen dient volgens de officier van justitie ten aanzien van alle verdachten vrijspraak te volgen, omdat niet kan worden bewezen dat het (nep)geld van misdrijf afkomstig was.
4.2.2.
Het standpunt van de verdediging
[verdachte] dient volgens de raadsman te worden vrijgesproken van de feiten 1 tot en met 4.
De raadsman heeft eerst in algemene zin bepleit dat er geen waarde gehecht kan worden aan de tap- en OVC-gesprekken. [verdachte] is zich er gedurende de gehele periode dat hij is afgeluisterd van bewust geweest dat er werd meegeluisterd. [verdachte] is de politie gaan uitdagen, het werd voor hem een soort kat-en-muisspel. ‘ [bijnaam 1] ’ was de naam die [verdachte] gebruikte om de politie via de microfoons in de auto direct aan te spreken. In de gehele periode waarover het dossier loopt, zijn geen wapens of drugs bij [verdachte] aangetroffen. De raadsman heeft een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het uitluisteren van alle OVC-gesprekken van 3 tot en met 26 november 2016.
De raadsman heeft met betrekking tot de duiding en bewijswaarde van de tap- en OVC-gesprekken gewezen op de arresten van het Gerechtshof Amsterdam in het ‘Alpamayo’ onderzoek [19] en in het ‘Ulawa’ onderzoek. [20] De rechter moet voorzichtig zijn bij het interpreteren van tap- en OVC-gesprekken. Een bepaalde duiding kan slechts worden gegeven wanneer de inhoud en het onderling verband van de gesprekken en het verband met andere te bezigen bewijsmiddelen daartoe voldoende basis bieden.
Aan bedoeld steunbewijs ontbreekt het in deze zaak. De verdenking jegens [verdachte] is volgens de raadsman hoofdzakelijk gebaseerd op de tap- en OVC-gesprekken. Onder [verdachte] zijn noch wapens noch verdovende middelen aangetroffen. De gesprekken over cocaïne en wapens tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] zijn niet meer dan grootspraak en niet te koppelen aan de rit die [verdachte] op 26 november 2016 naar Arnhem heeft gemaakt. De inhoud van de tapgesprekken ondersteunt de lezing van [verdachte] en [medeverdachte 2] , dat hun afspraak in Arnhem zag op de verhuur van auto’s.
Geen van de in de feiten 2, 3 en 4 genoemde voorwerpen is aangetroffen op een plaats waarvan kan worden gesteld dat [verdachte] zou moeten hebben geweten dat deze daar lagen. De OVC-gesprekken kunnen niet worden gekoppeld aan de aangetroffen wapens in de woningen van [medeverdachte 2] . [verdachte] heeft niet nauw en bewust samengewerkt met [medeverdachte 2] en op geen enkel moment feitelijke beschikkingsmacht over de wapens gehad.
4.2.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.2.3.1. De bevindingen
Gedurende het onderzoek 13Spalter zijn diverse technische acties aangesloten op mobiele telefoonnummers waarvan, onder andere op basis van stemherkenningen, is vastgesteld dat deze in gebruik waren bij verschillende verdachten. Het telefoonnummer * [nummer 1] is aan [verdachte] toegeschreven [21] , het telefoonnummer * [nummer 1] aan [medeverdachte 1] [22] [23] [24] en het telefoonnummer * [nummer 1] aan [medeverdachte 2] . [25] [26] Tevens is plaatsbepalings- en afluisterapparatuur geplaatst in de Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken 2] , waarvan was vastgesteld dat deze in gebruik was bij [verdachte] . [27]
In de periode van 17 tot en met 26 november 2016 hebben [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verschillende gesprekken met elkaar gevoerd in de auto en via de telefoon, waarvan de rechtbank de hierna genoemde gesprekken relevant acht.
- op
17 november 2016omstreeks 12.46 uur bespraken [verdachte] en [medeverdachte 1] in de Volkswagen Golf dat ze een tas en het geld moesten pakken en dan meteen naar de auto moesten rennen. [verdachte] noemde de naam ‘ [slachtoffer 7] ’ en parkeerde op de [adres 4] in Arnhem. [28] Op het adres [adres 4] te [plaats ] stond [slachtoffer 7] ingeschreven, een man met antecedenten op het gebied van de Opiumwet. [29]
Kort daarna spraken [verdachte] en [medeverdachte 1] in de auto over dat ze het ‘tweemans’ gingen doen, dat ze hem goed moesten ‘roeren’ en niet voor vijf of zes kilo. [medeverdachte 1] zei
“ik zet die pam pam op zijn hoofd”en [verdachte] had het over een ‘snelle waggie’ en wiet die in de auto gezet moest worden. [30]
- Die avond zaten [verdachte] en [medeverdachte 1] weer samen in de auto. [medeverdachte 1] zei:
“Elke week een ripdeal is perfect”. [verdachte] zei dat hij deze week weer wat wilde ‘raggen’ en dat hij iemand ging ‘getten’. [medeverdachte 1] had nagedacht over ‘die chappies in Arnhem’ en het moest volgens hem ‘niet in een keer: bam bam bam’. [verdachte] en [medeverdachte 1] bespraken hoeveel ‘doezoe’ de man het was. [31]
- Een dag later, op
18 november 2016, zei [verdachte] in de auto tegen [medeverdachte 1] dat ze ‘2 of 3 kitjes gingen pakken’ en dat ze ‘ [slachtoffer 7] ook nu konden raggen’. [32] Die dag belde [verdachte] met de gebruiker van het nummer * [nummer 1] , om tegen die persoon te zeggen dat hij moest bellen als er wat bij was gekomen. Het telefoonnummer * [nummer 1] is toegeschreven aan [slachtoffer 8] , de schoonzoon van [slachtoffer 7] . [33] [34] [verdachte] belde daarna met [medeverdachte 1] en vertelde dat ‘die andere gozer’ vijf van die ‘messie trainingspakken’ had en dat hij had gezegd dat hij moest bellen als er ‘rond de tien’ was. [35] Ook op deze dag is de Volkswagen Golf in de nabijheid van de [adres 4] in [plaats ] geweest. [36]
- [verdachte] vertelde de volgende dag, op
19 november 2016, aan [medeverdachte 1] dat ‘hij’ volgende week 10 of 15 kon regelen en dat het dan interessant was. [37]
- Op
20 november 2016heeft de Volkswagen Golf zich van de IJburglaan te Amsterdam naar de [adres 4] in [plaats ] verplaatst. Rond dezelfde tijd dat de Volkswagen Golf in Arnhem was, peilde de telefoon van [verdachte] ook in Arnhem uit. [38]
- Op
21 november 2016werd er in de auto door [verdachte] gesproken over dat ze drie man nodig hadden. [verdachte] en [medeverdachte 1] spraken over het meenemen van ‘ [bijnaam 2] ’ en zijn Audi, hoeveel ‘doezoe’ de man ze dan zouden pakken en dat ze ‘viermans’ zouden gaan. [39] De Volkswagen Golf bewoog zich ten tijde van dit gesprek vanaf de [adres 4] in [plaats ] naar Amsterdam, terwijl de telefoon van [verdachte] op dat moment ook in Arnhem uitpeilde. [40]
- Op
22 november 2016reden [verdachte] en [medeverdachte 1] weer naar de [adres 4] in [plaats ] . Ook de telefoon van [verdachte] peilde weer uit in Arnhem. [41] In de auto sprak [verdachte] erover dat hij een ‘halve’ ging kopen om mee naar zijn klanten te gaan. [medeverdachte 1] sprak over ‘haze’, waarmee volgens de verbalisant wiet werd bedoeld. [verdachte] vroeg aan [medeverdachte 1] of hij ook de Glock bij zich had, waarop [medeverdachte 1] bevestigend antwoordde. [42] Nadat ze ruim een uur later weer uit Arnhem vertrokken, bespraken [verdachte] en [medeverdachte 1] dat ze vertrouwen hadden gekweekt en dat ze op zaterdag om drie uur een afspraak met [slachtoffer 7] hadden. [43] Deze afspraak blijkt ook uit een sms van [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] aan [verdachte] . [44]
- Op
24 november 2016komt [medeverdachte 2] in beeld. Nadat [verdachte] telefonisch met [medeverdachte 2] had afgesproken bij de McDonalds en Basic Fit op de IJdoornlaan in Amsterdam, zei hij tegen [medeverdachte 1] dat hij zaterdag de ‘Duitser’ mee zou nemen. Hij moest mee om indruk te maken met zijn auto, een ‘Duitse 335’ en ‘klapt’ ook mee. Volgens [verdachte] werkten ze met traangas en Glocks. Toen [verdachte] en [medeverdachte 1] bij de IJdoornlaan aankwamen zei [verdachte] tegen [medeverdachte 1] :
“Deze man gaan we mee werken deze”, waarna hij uitstapte. Toen [verdachte] weer instapte deelde hij [medeverdachte 1] mee dat ze zaterdag om half twee met twee auto’s richting [slachtoffer 7] zouden gaan en dat ze ze goed zouden gaan ‘pakken’, desnoods 2, 3 stuks.
Volgens [verdachte] hadden ze ze deze week al een beetje warm. Hij zou [slachtoffer 7] de tijd gaan geven, ze hebben er 20 nodig. Het hoefde niet van één partij te zijn, maar wel allemaal van ‘shopkwaliteit’. ‘ [bijnaam 3] ’ en ‘ [bijnaam 4] ’ zouden niet mee gaan, twee poppetjes buiten was genoeg. Hij zou het goed gaan spelen, dat zij de tussenpersoon van Turk zijn. [verdachte] zei tot slot:
“Weet je wat ik vet vind als iedereen in de rij staat. Dat weet je wat je hebt geript/gehit”. [45]
- Uit een telefoongesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] op
zaterdag 26 november 2016blijkt dat zij die dag apart naar Arnhem reden. [46] Zij bespraken telefonisch hoe zij in Arnhem zouden gaan handelen. [verdachte] moest ergens gaan staan en zorgen dat ‘ze’ [medeverdachte 2] zagen en tegen ze zeggen dat [medeverdachte 2] een Turk was omdat deze een goede naam hebben. [medeverdachte 2] zou even uitstappen en met [verdachte] in het Engels praten. [47] [48] De telefoongesprekken daarop tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] zijn in het Engels gevoerd, terwijl de telefoon van [verdachte] uitpeilde in de buurt van de [adres 4] in [plaats ] . [49] [50] [verdachte] liet [medeverdachte 2] per sms weten dat hij naar de [adres 4] in [plaats ] moest komen. [51] De Volkswagen Golf met [verdachte] en [medeverdachte 1] als inzittenden is rond 15.00 uur gezien in Arnhem, terwijl deze in de richting van de [adres 4] reed. Om 15.13 uur is gezien dat de Volkswagen Golf op de Agnietenstraat te Arnhem was. [52] Rond datzelfde tijdstip sms’te [verdachte] naar [medeverdachte 2] dat hij naar het adres [adres 5] te Arnhem moest komen. [53]
Kort daarna is [medeverdachte 2] samen met [naam 3] aangehouden op de A12 (rechts) nabij hectometerpaal 111.2 (ter hoogte van Ede), rijdend in de richting van Arnhem. De auto waarin [verdachte] en [naam 3] reden was een BMW, type 3 serie, voorzien van een Duits kenteken. [54] [verdachte] en [medeverdachte 1] zijn aangehouden bij de McDonalds in Breukelen in de witte Volkswagen Golf. [55]
De woningen van de aangehouden verdachten zijn doorzocht. In de woning aan het [adres 1] te [plaats ] , het verblijfadres van [verdachte] , is onder andere een hoeveelheid cocaïne gevonden. [56] [57] [58] Ook in het ouderlijk huis van [verdachte] , op de [adres 2] te [plaats ] , is een hoeveelheid cocaïne gevonden. [59] [60] In de woning van [medeverdachte 2] aan de [adres 3] te [plaats ] werden onder andere een gas- alarmpistool en 52 neppe biljetten van 500 euro aangetroffen. [61] [62] [63] [medeverdachte 2] beschikte tijdens zijn aanhouding over een sleutel van een bungalow op een vakantiepark in Velsen-Zuid, die op zijn naam was gehuurd. [64] In deze bungalow werden onder andere een gas- alarmpistool, een ‘rippakket’, pepperspray en tiewraps gevonden. [65] [66] De BMW waarin [medeverdachte 2] ten tijde van zijn aanhouding reed, is ook doorzocht. Hierin lag het huurcontract van de BMW op onder andere zijn naam. In de auto is ook een parkeerkaart van het bungalowpark in Velsen-Zuid aangetroffen, geldig vanaf 21 november 2016. In de kofferbak werden meerdere tiewraps gevonden. [67]
4.2.3.2. Weging van de bevindingen
Ten aanzien van de feiten 2 (bezit verdovende middelen) en 4 (witwassen)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] moet worden vrijgesproken van feit 2 (bezit van verdovende middelen) en feit 4 (witwassen).
Ten aanzien van feit 3 (bezit van twee gas-alarmpistolen)
[verdachte] wordt ook vrijgesproken van feit 3 (bezit van twee gas-alarmpistolen) nu niet is gebleken dat hij zich bewust was van de aanwezigheid van die wapens in de woning van [medeverdachte 2] en in een door hem gehuurde vakantiebungalow, noch dat hij enige beschikkingsmacht over die wapens heeft gehad.
Ten aanzien van feit 1 (voorbereidingshandelingen)
[verdachte] wordt onder feit 1 verweten zich samen met anderen schuldig te hebben gemaakt aan het voorhanden hebben van een Volkswagen Golf, een Audi en een BMW, vuurwapens, een rippakket, tiewraps, mobiele telefoons en testhoeveelheden verdovende middelen, bestemd tot het plegen van een diefstal met geweld, dan wel een afpersing.
Bij de beantwoording van de vraag of de in artikel 46, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) vermelde voorwerpen naar hun uiterlijke verschijningsvorm ‘zijn bestemd tot het begaan van het misdrijf’ in de zin van deze bepaling, dient te worden beoordeeld of deze voorwerpen naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig kunnen zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik van de voorwerpen voor ogen had. [68] Hierbij geldt dat de bestemming van voorwerpen dient te worden geduid aan de hand van het concrete plan. Hoe concreter dit plan uit de bewijsmiddelen naar voren kom, hoe eerder (op het oog onschuldige) voorwerpen kunnen worden geduid als dienstig aan de uitvoering van dat plan.
Uit de hiervoor aangehaalde afgeluisterde tap- en OVC-gesprekken en de peilbakengegevens blijkt een duidelijk misdadig doel dat verdachten voor ogen hadden: zij wilden in Arnhem [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] met geweld beroven van verdovende middelen. [medeverdachte 1] en [verdachte] spraken hierover (in ieder geval) vanaf 17 november 2016 bijna dagelijks tot aan 26 november 2016. Uit de gesprekken valt af te leiden dat zij en [medeverdachte 2] eerst vertrouwen wilden winnen om vervolgens zoveel mogelijk kilo’s buit te kunnen maken.
Aanvankelijk praatten [medeverdachte 1] en [verdachte] erover om dat met twee man te doen. Later zei [verdachte] , meteen na een telefoongesprek met [medeverdachte 2] , tegen [medeverdachte 1] dat de ‘Duitser’ ook ‘meeklapt’. Met de Duitser wordt naar het oordeel van de rechtbank zonder meer [medeverdachte 2] bedoeld. Hij reed in een BMW met Duits kenteken. Een Duits kenteken geeft kennelijk vertrouwen. [69] Hij moest zich voordoen als een Turkse man omdat Turken een goede naam hebben. Op 26 november 2016 was het de bedoeling dat [medeverdachte 2] zou worden gepresenteerd als een Turkse man met een Duitse auto, zodat het beoogde slachtoffer de keer daarop veel kilo’s verdovende middelen tegelijk zou willen leveren. Hoe de beroving dan vervolgens precies zou plaatsvinden is niet geheel duidelijk geworden (twee man naar binnen en twee buiten wachten, al dan niet met gebruikmaking van pistolen en/of van traangas). Niet kan worden vastgesteld dat de - veelal bij de huiszoekingen - aangetroffen voorwerpen (wapens, tiewraps, mobiele telefoons, vals geld en verdovende middelen) de bestemming hadden om het misdrijf te plegen.
Wel kan worden vastgesteld dat van de genoemde auto’s in de tenlastelegging de BMW met Duits kenteken naar zijn uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig was voor het misdadige doel dat de verdachten met het gebruik ervan voor ogen hadden. Waar de Volkswagen Golf inwisselbaar was, vormde de BMW een onmisbare schakel in het plan om zoveel mogelijk kilo’s verdovende middelen te kunnen rippen. Ook al was [medeverdachte 2] huurder van deze auto, verdachten beschikten, door hem te laten meedoen met de voorgenomen ripdeal, gezamenlijk over deze auto.
[verdachte] heeft aangevoerd dat wat hij in de auto en over de telefoon heeft gezegd allemaal onzin is geweest met het doel om de politie te provoceren. Hij wist naar eigen zeggen dat hij werd afgeluisterd. [medeverdachte 1] heeft zich in zijn laatste woord hierbij aangesloten. De rechtbank is echter van oordeel dat dit standpunt niet aannemelijk is. De gesprekken die zijn afgeluisterd, komen immers overeen met andere (feitelijke) bevindingen (peilbakengegevens, observaties, adres van [slachtoffer 7] ). Dit geldt zowel voor het onderhavige zaaksdossier als voor andere, hierna te bespreken zaaksdossiers (zaaksdossiers ‘Amstelveen’ en ‘Afpersingen’). De rechtbank ziet, gelet op het slechts in algemene bewoordingen gedane verzoek daartoe, geen noodzaak alle OVC-gesprekken uit te luisteren, zoals door de verdediging voorwaardelijk is verzocht.
Desgevraagd hebben verdachten geen afdoende verklaring willen of kunnen geven over hun bedoelingen in Arnhem. [medeverdachte 2] verklaring - waarbij [verdachte] zich heeft aangesloten - dat het ging om het verhuren van auto’s is evenmin aannemelijk geworden. In geen enkel afgeluisterd gesprek wordt over autoverhuur gesproken. [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] reppen niet van voorgenomen autohuur en [medeverdachte 2] had de auto waarin hij reed zelf gehuurd van IQ-rent, hetgeen onlogisch is als hij op provisiebasis voor dit bedrijf zou bemiddelen in de verhuur van auto’s.
De tenlastegelegde voorbereiding van diefstal met geweld en/of afpersing is dan ook bewezen met betrekking tot de BMW. Met betrekking tot de overige voorwerpen, de Audi, de Volkswagen Golf, de wapens, tiewraps, mobiele telefoons, vals geld en verdovende middelen kan de tenlastegelegde voorbereiding niet bewezen worden en daarvoor volgt voor alle verdachten vrijspraak.
4.3.
Zaaksdossier ‘Amstelveen’
4.3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden bewezen dat [verdachte] zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld op 7 november 2016 in Amstelveen.
Er zijn meerdere aanwijzingen dat het slachtoffer van de diefstal [slachtoffer 1] was (hierna: [slachtoffer 1] ). [slachtoffer 1] heeft op 16 november 2016 verklaard dat hij op 7 november 2016 door twee Marokkaanse mannen is beroofd van iets met een waarde van ongeveer 25.000 euro, niet zijnde geld. De mannen zouden allebei een wapen op zijn hoofd hebben gezet. Er is geen reden om aan die verklaring van [slachtoffer 1] te twijfelen. Uit een aanvullend proces-verbaal blijkt dat [slachtoffer 1] goed kan communiceren in het Nederlands. Dat hij later op zijn verklaring is teruggekomen, wekt geen verbazing omdat hij anders ook het verboden bezit van verdovende middelen zou erkennen. Op basis van afgeluisterde gesprekken kan worden aangenomen dat [slachtoffer 1] van een kilo cocaïne is beroofd.
Uit de tap- en OVC-gesprekken en de telefoongegevens kan worden afgeleid dat [medeverdachte 3] op 6 november 2016 met [verdachte] naar Amstelveen is gereden. Op 7 november 2016 is hij met [verdachte] en [medeverdachte 5] naar Amstelveen gegaan. Na de beroving is er contact tussen verschillende betrokkenen waaronder [medeverdachte 3] . De stem van [medeverdachte 3] is herkend in gesprekken via een telefoon die met de door hem gehuurde auto meebewoog. Het is dus duidelijk dat [medeverdachte 3] betrokken was bij de beroving, ongeacht of de bijnaam ‘ [bijnaam 3] ’ aan hem gekoppeld kan worden.
[medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] moeten de personen zijn geweest die [slachtoffer 1] die dag hebben beroofd. [verdachte] had een aansturende rol. Er is sprake van het medeplegen van de diefstal met geweld door deze drie verdachten.
Ook [medeverdachte 6] was betrokken bij de diefstal op 7 november 2016. Hij heeft als contactpersoon tussen [verdachte] en [slachtoffer 1] gefungeerd. Hij heeft bij [slachtoffer 1] vertrouwen gewekt en zonder hem was het feit wellicht in het geheel niet gepleegd. Na de beroving van [slachtoffer 1] is [medeverdachte 6] bedreigd, waaruit zijn betrokkenheid ook blijkt. Uit het dossier blijkt echter ook dat [medeverdachte 6] op 7 november 2016 niet in Amstelveen aanwezig was. Zijn rol moet worden gekwalificeerd als die van medeplichtige.
Het handelen van [medeverdachte 4] kan niet gekwalificeerd worden als medeplegen van dan wel medeplichtigheid aan de gewapende beroving van [slachtoffer 1] en hij dient volgens de officier van justitie te worden vrijgesproken. [medeverdachte 4] wist van het plan om [slachtoffer 1] te beroven en heeft op 6 november 2016 [slachtoffer 1] geobserveerd en zijn woning aangewezen. Dit handelen heeft echter niet bijgedragen aan de uiteindelijke beroving op 7 november 2016. Ook het contact tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] heeft hier niet aan bijgedragen. Tussen [verdachte] en [slachtoffer 1] was al contact geweest over de afgesproken tijd en plaats en [medeverdachte 6] was niet aanwezig op 7 november 2016.
4.3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht [verdachte] vrij te spreken van het onder 5 tenlastegelegde feit.
De raadsman heeft verwezen naar zijn betoog in het zaaksdossier ‘Arnhem’ over de duiding en bewijswaarde van de tap- en OVC-gesprekken. De officier van justitie selecteert en waardeert onderdelen uit de tap- en OVC-gesprekken onvoldoende objectief. Er is geen sprake van een rond verhaal. Er is geen objectieve ondersteuning, tenzij uitgegaan wordt van de door [slachtoffer 1] betwiste en overigens vanwege zijn beperkte kennis van de taal ogenschijnlijk fantastische verklaring die de politie van hem op papier heeft gezet, waar hij daarna nooit meer mee is geconfronteerd. Er is sprake van een situatie waarin moeilijk kan worden geconcludeerd dat buiten gerede twijfel staat dat de interpretatie van de officier van justitie de juiste is.
4.3.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.3.1. Aanleiding
Op 10 november 2016 verscheen [medeverdachte 6] samen met [medeverdachte 4] op het politiebureau Balistraat te Amsterdam. [medeverdachte 6] verklaarde dat hij en zijn ouders werden bedreigd en dat hij twee keer had kunnen ontsnappen aan een ontvoering. Toen [medeverdachte 6] apart genomen werd, vertelde hij dat hij verantwoordelijk werd gehouden voor een incident en dat personen geld van hem wilden. Hij vreesde voor zijn leven. [medeverdachte 6] gaf het telefoonnummer van [slachtoffer 1] en zei dat [slachtoffer 1] kon vertellen waar het over ging. [70] [71] In een later politieverhoor verklaarde [medeverdachte 6] dat [slachtoffer 1] hem lastigviel omdat hij iets kwijt was. [72]
De vader van [medeverdachte 6] verklaarde dat op 7 november 2016 twee Turkse mannen aan de deur waren geweest, ene ‘ [bijnaam 5] ’ en een forse man met de naam ‘ [bijnaam 6] ’. De mannen waren op zoek geweest naar [medeverdachte 6] omdat hij of vrienden van hem iets van hen hadden weggenomen. [medeverdachte 6] was echter niet meer thuis geweest sinds 7 november 2016. [73] De zus van [medeverdachte 6] heeft op 22 december 2016 verklaard dat haar broer in Koeweit verbleef omdat hij bang was voor represailles. [medeverdachte 6] zou hebben gezegd dat er ‘iets’ van iemand was weggenomen en dat anderen datgene nu in bezit hadden. [medeverdachte 6] zou door beide partijen zijn bedreigd. [74]
In verband met de bedreigingen jegens [medeverdachte 6] en zijn ouders heeft de politie [slachtoffer 1] op 16 november 2016 bezocht en hem over deze bedreigingen gesproken. [slachtoffer 1] verklaarde toen dat hij op 7 november 2016 in Amstelveen in de ochtend was beroofd van iets met een waarde van 25.000 euro, niet zijnde geld. Twee Marokkaanse mannen zouden ieder een pistool op zijn hoofd hebben gezet. [medeverdachte 6] zou als bemiddelaar hebben opgetreden. [75]
Deze verklaring van [slachtoffer 1] wordt ondersteund door een aantal andere bevindingen in het onderzoek.
4.3.3.2. Ontmoeting in de ochtend van 7 november 2016 in Amstelveen
Uit de resultaten van de technische acties op de mobiele telefoonnummers van [slachtoffer 1] (* [nummer 1] ), [verdachte] (* [nummer 1] ), [medeverdachte 3] (* [nummer 1] ), [medeverdachte 4] (* [nummer 1] ), [medeverdachte 6] (* [nummer 1] ) en [medeverdachte 5] (* [nummer 1] ), de OVC-gesprekken in de witte Volkswagen Golf en de track & trace gegevens van de huurauto van [medeverdachte 3] kan worden opgemaakt dat in de ochtend van 7 november 2016 rond 9.30 uur een ontmoeting heeft plaatsgevonden in Amstelveen tussen in ieder geval [slachtoffer 1] , [verdachte] en [medeverdachte 3] .
[verdachte] zei in een gesprek op 6 november 2016 om 16.00 uur tegen [medeverdachte 6] dat hij tegen ‘hen’ moest zeggen ‘morgenochtend’. [76] Rond 19.00 uur sprak [verdachte] af met een onbekende man, naar later bleek [slachtoffer 1] , bij de Kentucky Fried Chicken op de Jan van Galenstraat te Amsterdam om te spreken over de dag erna. [77] [78] In telefoongesprekken met [slachtoffer 1] later op de avond zei [verdachte] dat het 1000 procent zeker morgen was en dat hij [slachtoffer 1] daar om half 10 zou zien. [verdachte] zou [slachtoffer 1] het adres sturen. [79] Kort voor middernacht heeft [medeverdachte 4] een sms naar [medeverdachte 6] gestuurd met de inhoud
“ [adres 6] Amstelveen bel die Turk morgen vroeg rijd met hem mee”. [80]
De telefoons van [verdachte] en Luigi peilden die avond tussen 22:00 en 23:00 uur in de buurt van de [adres 6] in Amstelveen en [verdachte] bevestigde aan zijn moeder die avond tijdens een telefoongesprek dat hij zich in Amstelveen bevond. [81]
Op 7 november 2016 rond 8.15 uur heeft [medeverdachte 3] met een door hem gehuurde Mercedes Benz met kenteken [kenteken 3] [verdachte] opgehaald in de buurt van diens ouderlijke woning op de [adres 2] te [plaats ] . [82] [83] De telefoon van [verdachte] peilde vervolgens uit in de buurt van de verblijfplaats van [medeverdachte 5] in [plaats ] . [84] [verdachte] heeft [medeverdachte 5] gebeld en tegen hem gezegd dat hij naar beneden moest komen met een tasje en een pet. Of [medeverdachte 5] daarna ook in de Mercedes is gestapt, is onduidelijk gebleven. Er is slechts één OVC-gesprek waarin zijn stem is herkend en er zijn geen verdere aanwijzingen voor zijn aanwezigheid gedurende de rest van de dag.
Zowel [verdachte] als [medeverdachte 3] hebben na het bezoek aan [medeverdachte 5] geprobeerd telefonisch contact te krijgen met [medeverdachte 6] , die de oproepen niet beantwoordde. [85] [86] [medeverdachte 6] had rond 9.00 uur wel telefonisch contact met [slachtoffer 1] . De telefoon van [medeverdachte 6] peilde die ochtend tot ongeveer 11.00 uur uit in Amsterdam-Oost. [87]
De Mercedes is om 8.50 uur uit Amsterdam vertrokken en naar Amstelveen gereden. De telefoons van [verdachte] en [medeverdachte 3] straalden een kwartier later zendmasten aan op Schiphol-Oost, gelegen op de route naar Amstelveen. [88] De Mercedes arriveerde rond 9.15 uur in Amstelveen in de buurt van de [adres 6] . [89] De telefoon van [verdachte] was vanaf 9.15 uur uitgeschakeld en gaf geen paallocaties meer aan. [90] Om 9.30 uur belden [slachtoffer 1] en [medeverdachte 3] met elkaar, terwijl allebei hun telefoons een zendmast aanstraalden in de nabije omgeving van de [adres 6] te Amstelveen. [91] [92]
4.3.3.3. Diefstal
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de tap- en OVC-gesprekken ook worden afgeleid dat [slachtoffer 1] tijdens zijn ontmoeting met in ieder geval [verdachte] en [medeverdachte 3] op 7 november 2016 in Amstelveen is bestolen.
Uit de OVC-gesprekken van 6 november 2016 blijkt dat [verdachte] die middag en avond samen met [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en nog een onbekende man in de Volkswagen Golf zat. [93] Uit de inhoud van de gesprekken kan worden afgeleid dat zij [slachtoffer 1] aan het achtervolgen en observeren waren.
Nadat de auto rond 19.00 uur wegreed bij de Kentucky Fried Chicken op de Jan van Galenstraat te Amsterdam, werd door hen gesproken over de persoon die [verdachte] zojuist had ontmoet. Dat deze persoon [slachtoffer 1] was, leidt de rechtbank onder andere af uit de opmerking dat de man in een kleine blauwe auto reed. [94] Later bleek dat [slachtoffer 1] gebruik maakte van een kleine blauwe auto. [95] Verder kende [medeverdachte 4] de persoon. Hij had het over ‘ [voornaam] , die dikke, die bij autotaxi werkt’. [96] De voornaam van [slachtoffer 1] is ‘ [voornaam] ’ en hij was werkzaam als taxichauffeur. [97] [medeverdachte 4] wist waar de man woonde en wees een woning aan op de [adres 7] ter hoogte van nummer [huisnummer] te [plaats ] . Uit onderzoek is naar voren gekomen dat [slachtoffer 1] woonachtig was op het adres [adres 7] te [plaats ] . [98]
In het gesprek dat [verdachte] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en de onbekende man in de auto voerden tijdens de observatie van [slachtoffer 1] spraken zij erover dat [slachtoffer 1] een kilo bij zich had. Ook werden de termen ‘bossen’, ‘raggen’, ‘trekken’ en ‘blokken’ gebezigd. Door de onbekende man werd gezegd:
“Trek die tas en ren! 8 doezoe de man nu”. [verdachte] zei:
“Hij zegt tien dertig kan ik brengen. Daarom deze ga ik morgen pakken. [bijnaam 3] gaat hem zo aanpakken. Zonder volgens mij pipa”. Ook zei [verdachte] :
“ [bijnaam 7] je trekt hem heel simpel he. Uit zijn hand en rennen.”en
“Ik ga hem pakken tamara”. Volgens [verdachte] zouden ze morgen zes ‘doezoe’ de man hebben en moesten ze het met zijn vieren delen. [99]
Eerder die middag had [verdachte] tegen [medeverdachte 4] in de auto verteld dat hij net een kilo had kunnen pakken. Ook sprak [verdachte] met [medeverdachte 4] erover dat hij ‘ [bijnaam 3] ’ een Turk uit Bos en Lommer zou laten ‘pakken’. [verdachte] sprak ook letterlijk over ‘rippen’. De ‘papieren’ moesten met zijn vieren worden gedeeld. [100]
Later op de avond, toen [verdachte] en [medeverdachte 4] samen in de auto zaten en op de [adres 7] reden, zei [verdachte] tegen [medeverdachte 4] :
“Ik kan hem ook gewoon hier klaren met piepa”. [101]
Uit de hiervoor aangehaalde afgeluisterde tap- en OVC-gesprekken en de peilbakengegevens blijkt een duidelijk misdadig doel dat verdachten voor ogen hadden: zij wilden [slachtoffer 1] beroven van verdovende middelen. Dat deze diefstal uiteindelijk ook heeft plaatsgevonden, leidt de rechtbank af uit tap- en OVC-gesprekken na de afspraak op 7 november 2016 in de ochtend in Amstelveen en hetgeen [slachtoffer 1] hierover tegen de politie heeft gezegd.
Op 7 november 2016, in de middag na de diefstal, hadden [verdachte] en [medeverdachte 3] een gesprek in de Volkswagen Golf, waarin [verdachte] zei dat hij blij zou zijn als de ‘green’ weg was. Dat alles snel weg moest omdat ze anders ‘gechinst’ zouden worden. [102] [verdachte] zei dat hij [medeverdachte 3] zonder tas terug zag komen. [medeverdachte 3] zei dat hij de tas al in zijn handen had en kon rennen. [medeverdachte 3] zei:
“Maakt niet uit hoor, we hebben em toch”, waarop [verdachte] reageerde:
“jajaja, daar gaat het uiteindelijk om”. [medeverdachte 3] zei ook nog tegen [verdachte] :
“Ze weten dat ik rip!” [103]
Op 17 november 2016 is er een gesprek opgenomen tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] in de Volkswagen Golf. Terwijl zij op de [adres 7] reden, zei [verdachte] :
“Hier woont die Turk die ik geroofd heb he. In deze straat”. [104]
Op 19 november 2016 vertelde [verdachte] in een telefoongesprek tegen [medeverdachte 3] dat hij ‘die Turkie uit Amstelveen’ zag. [verdachte] had het erover dat die persoon in zijn kleine blauwe auto reed en dat het de grote vriend van [medeverdachte 3] was omdat hij nog veel geld van [medeverdachte 3] kreeg. [105]
Op 24 november 2016 vertelde [medeverdachte 3] aan [verdachte] dat hij ‘ [bijnaam 6] ’ was tegengekomen in Zandvoort. Hij had gelijk zijn ‘gono’ gepakt en was weggereden. [106] [slachtoffer 1] heeft verklaard dat [bijnaam 6] een vriend van hem is. [107] De naam [bijnaam 6] komt ook voor in het tapgesprek waarin [verdachte] [medeverdachte 6] vroeg om het telefoonnummer van [bijnaam 6] . [108] De vader van [medeverdachte 6] verklaarde dat ene ‘ [bijnaam 6] ’ aan zijn deur had gestaan. [109]
4.3.3.4. Kilo cocaïne
Dat de diefstal op 7 november 2016 zag op een kilo cocaïne, leidt de rechtbank af uit hierboven reeds aangehaalde tap- en OVC-gesprekken tussen de verdachten, waarin zij spraken over kilo’s, coke, ‘blokkoes’ en een buit van (ongeveer) 24.000 euro. [slachtoffer 1] heeft verklaard te zijn bestolen van iets met een waarde van 25.000 euro, niet zijnde geld. Een bedrag van dergelijke hoogte kan als straatwaarde van een kilo cocaïne worden verwacht. Bovendien wil [slachtoffer 1] niet zeggen van welk goed hij is bestolen, wat er volgens de rechtbank op duidt dat het gestolene mogelijk crimineel van aard was. Op grond van het voorgaande houdt de rechtbank het ervoor dat [slachtoffer 1] op 7 november 2016 is bestolen van een kilo cocaïne.
4.3.3.5. (Dreiging met) geweld
Er is in het dossier geen ondersteuning voor de verklaring van [slachtoffer 1] dat er tijdens de diefstal twee pistolen op zijn hoofd zijn gericht. Hoewel in de tap- en OVC-gesprekken door de verdachten wel meerdere keren is gesproken over het al dan niet gebruiken van wapens, is dit onvoldoende. Er werd immers ook gesproken over het ‘pakken zonder piepa’. De rechtbank vindt dus niet bewezen dat bij de diefstal van de kilo cocaïne sprake was van (een dreiging met) geweld.
4.3.3.6. De rol van [verdachte]
heeft in de OVC-gesprekken meerdere malen gesproken over de uit te voeren diefstal op [slachtoffer 1] , waarbij hij meerdere malen de naam ‘ [bijnaam 3] ’ heeft laten vallen. Zo zei hij:
“Ik ga met [bijnaam 3] erheen lopen….Ik laat [bijnaam 3] hem pakken”en “
Daarom wil ik [bijnaam 3] . Hij heeft 1 echte maar ook een neppe, ook die kant op. Laat hem het regelen, geef mij mij…hij moet wel door 4en delen”. [110] [medeverdachte 3] heeft bij de politie zelf verklaard dat hij door sommige mensen ‘ [bijnaam 3] ’ wordt genoemd. [111]
Zoals hiervoor beschreven, vindt de rechtbank bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 3] op 7 november 2016 rond 9.30 uur in Amstelveen waren. Ook kan worden vastgesteld dat zij de avond daarvoor samen in Amstelveen zijn geweest. De telefoonnummers hebben die avond diverse malen contact met elkaar gehad. Rond 21.30 uur peilden ze allebei uit in de buurt van de woning van [verdachte] in [plaats ] . Tussen 22.00 en 23.00 uur peilden ze allebei diverse malen uit in Amstelveen in de buurt van de [adres 6] en bewogen ze met elkaar mee. [verdachte] zei in een telefoongesprek met zijn moeder dat hij in Amstelveen was. [112]
[slachtoffer 1] heeft op 7 november 2016 meerdere keren geprobeerd om in contact te komen met [verdachte] en [medeverdachte 3] . [113] De telefoon van [medeverdachte 3] straalde vanaf 9.58 uur zendmasten aan met paallocaties vanaf Amstelveen richting IJburg. Vervolgens straalde de telefoon van [medeverdachte 3] zendmasten aan met paallocaties richting Amsterdam-Zuid, waar [verdachte] zich om 11.00 uur heeft gemeld bij zijn taakstraf op de Lutmastraat. [114] [115] Rond 12.30 uur vroeg [verdachte] aan [medeverdachte 3] of hij hem daar kon komen ophalen, waarop [medeverdachte 3] antwoordde dat die kleine hem komt ophalen omdat hij zelf zijn auto meteen kon ruilen. [116] Uit de gegevens van de verhuurder van de Mercedes blijkt dat [medeverdachte 3] een uur daarna de Mercedes heeft omgeruild voor een Audi. [117] Rond 14.00 uur die middag belde [verdachte] met zijn broer terwijl hij op weg was naar IJburg en zei hij tegen hem dat hij klaar moest staan met de bruine Lacoste tas die hij net aan hem had gegeven. [118]
Uit het voorgaande kan worden afgeleid dat [verdachte] en [medeverdachte 3] zowel de avond voor de diefstal als op het moment van de diefstal samen in Amstelveen aanwezig waren. De rechtbank vindt bewezen dat [medeverdachte 3] degene is geweest die de daadwerkelijke diefstal heeft gepleegd. [verdachte] heeft een aansturende rol gehad in de voorbereiding van de diefstal; samen hebben ze een voorverkenning gedaan op 6 november 2016 en een ontmoeting met [slachtoffer 1] geregeld. [verdachte] heeft [medeverdachte 3] in de ochtend van 7 november 2016 naar de met [slachtoffer 1] afgesproken plek gebracht en is na de diefstal samen met [medeverdachte 3] richting IJburg gereden. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte 3] en dat zij dus tezamen en in vereniging [slachtoffer 1] hebben bestolen van een kilo cocaïne.
4.4.
Zaaksdossier ‘Afpersingen’
4.4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Op grond van de afgeluisterde tapgesprekken, de verklaringen van [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4] ) en zijn moeder [naam moeder] (hierna: [naam moeder] ), het bij [slachtoffer 4] geconstateerde letsel en de verklaringen van [naam 4] (hierna: [naam 4] ) en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) tegenover de politie kan volgens de officier van justitie worden bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 4] [slachtoffer 2] hebben afgeperst (feit 6) en dat ze hebben geprobeerd om [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ) af te persen (feit 7 primair).
4.4.2.
Het standpunt van de verdediging
De ondersteuning voor de tap- en OVC-gesprekken wordt gevonden in de verklaringen van [slachtoffer 4] en [naam moeder] . [naam moeder] is alleen bij de rechter-commissaris met een tolk gehoord, waar zij heeft verklaard dat [verdachte] en [medeverdachte 4] haar niet hebben bedreigd. De verklaring van [slachtoffer 4] is onbetrouwbaar. De officier van justitie gaat voorbij aan het door [verdachte] geschetste motief van [slachtoffer 4] om hem te beschuldigen vanwege het feit dat hij met de ex van [slachtoffer 4] gaat. Een tweede motief bestaat in het feit dat [verdachte] al enige tijd in een escalerend conflict met [slachtoffer 3] betrokken is. Het gaat om schade die [slachtoffer 3] heeft veroorzaakt aan de auto van het broertje van [verdachte] . [verdachte] heeft vanaf het eerste moment verklaard over dit conflict en [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [medeverdachte 4] hebben dit verhaal bevestigd. Zowel [verdachte] als [medeverdachte 4] hebben verklaard over een handgemeen tussen [verdachte] en [slachtoffer 4] , maar volgens hen was [slachtoffer 4] de initiator. Bij dit handgemeen bestond geenszins het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling. [slachtoffer 2] heeft bij de rechter-commissaris onder ede verklaard dat hij niet door [verdachte] of [medeverdachte 4] is bedreigd en dat hij geen geld heeft betaald aan [medeverdachte 4] . Ook voor de feiten 6 en 7 dient volgens de raadsman dus vrijspraak te volgen.
4.4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat [verdachte] zich samen met [medeverdachte 4] schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afpersing van [slachtoffer 3] , door tegen de moeder van [slachtoffer 3] te zeggen dat ze [slachtoffer 3] dood zouden schieten als hij niet zou betalen. Ook hebben [verdachte] en [medeverdachte 4] de broer van [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , geslagen en getrapt.
De rechtbank vindt dat niet bewezen kan worden dat [verdachte] en [medeverdachte 4] [slachtoffer 2] hebben afgeperst.
Op 14 oktober 2016 heeft [slachtoffer 4] aangifte gedaan. Zijn moeder had hem verteld dat er de dag daarvoor rond 20.00 uur drie mannen aan de deur waren geweest die op zoek waren naar [slachtoffer 3] en geld van hem wilden. Op 14 oktober 2016 rondom het middaguur zijn de mannen teruggekomen en [slachtoffer 4] is toen op verzoek van zijn moeder naar huis gekomen. De mannen bleken [verdachte] , [medeverdachte 4] en [naam 5] te zijn. [verdachte] en [medeverdachte 4] riepen dat zij het geld van de wiet die [slachtoffer 3] had gestolen binnen 24 uur terug wilden en dat ze [slachtoffer 3] anders dood zouden schieten. [verdachte] en [medeverdachte 4] hadden het over een bedrag van 20.000 euro. Dit geldbedrag hadden ze naar eigen zeggen ook geëist bij de andere jongens die samen met [slachtoffer 3] wiet hadden geknipt. Nadat [slachtoffer 4] met [verdachte] en [medeverdachte 4] een stuk was meegereden in de auto, is hij door hen geslagen en getrapt. De verbalisant die de aangifte opnam, heeft bij [slachtoffer 4] een paars met rode zwelling onder zijn rechteroog gezien. Ook was het oog rood en vochtig. [119]
De verklaring van [slachtoffer 4] wordt bevestigd door zijn moeder op 28 november 2016. [naam moeder] heeft toen verklaard dat op 13 oktober 2016 [verdachte] en een man die zij kent als ‘ [bijnaam medeverdachte 4] ’, ‘ [bijnaam medeverdachte 4] ’ of ‘ [bijnaam medeverdachte 4] ’ aan de deur zijn geweest. De rechtbank begrijpt dat met deze tweede persoon [medeverdachte 4] wordt bedoeld. [medeverdachte 4] zei tegen [naam moeder] dat als ze geen geld van [slachtoffer 3] kregen, zij hem zouden doodschieten. Hij maakte daarbij schietbewegingen met zijn hand. [slachtoffer 3] was die dag niet thuis. De volgende dag kwamen de mannen terug. Nadat zij met [slachtoffer 3] hadden gesproken, is haar andere zoon [slachtoffer 4] bij de mannen in de auto gestapt en samen met hen weggereden. [120] Op 6 december 2016 hebben de wijkagenten nogmaals gesproken met [naam moeder] . [naam moeder] heeft toen een gelijkluidende verklaring afgelegd. Zij heeft aan haar eerdere verklaring toegevoegd dat [slachtoffer 4] door [verdachte] en [bijnaam medeverdachte 4] in elkaar was geslagen en dat [verdachte] en [medeverdachte 4] geld van [slachtoffer 3] wilden omdat ze hem verweten hennep van hen te hebben gestolen. [121]
De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de inhoud van de ambtsedige processen-verbaal waarin de verklaringen van [naam moeder] zijn opgenomen. De twee verklaringen van [naam moeder] komen overeen. Ook komen haar verklaringen overeen met wat [slachtoffer 4] zegt van zijn moeder te hebben gehoord. Dat [naam moeder] en de verhorende verbalisanten elkaar niet zouden hebben kunnen begrijpen of verstaan blijkt niet uit de processen-verbaal.
De verklaringen van [slachtoffer 4] en [naam moeder] sluiten niet alleen op elkaar aan, maar ook op de inhoud van een aantal tapgesprekken van 13 en 14 oktober 2016. Zo zegt [verdachte] in een gesprek met zijn broertje [naam broertje] op 13 oktober 2016 om 20.24 uur:
“Hij is nog steeds spoorloos. [medeverdachte 4] heeft net bij zijn moeder ehh hij zei tegen haar geld om te ehh [slachtoffer 3] (fon) is dood”. [122] Op 14 oktober 2016 om 17.43 uur zegt [verdachte] in een telefoongesprek:
“Ik heb net al [slachtoffer 3] (fon) zijn broer total loss geslagen”. [123]
Uit de inhoud van de tapgesprekken van 13 en 14 oktober 2016 volgt ook dat [verdachte] boos was over iets wat van hem was afgenomen en terugbetaald moest worden.
Zo zegt [verdachte] op 13 oktober 2016 om 19.23 uur in een gesprek:
“Er is iets heel ergs aan de hand en ik ga je kontje vandaag grillen, waar ben je?”. [124]
Op 13 oktober 2016 zegt [verdachte] in gesprekken met zijn broertje [naam broertje] : “
hij heeft 70 doezoe van mij weg laten gaan en iedereen gaat betalen… Zij hebben mijn gras gestolen en zij hebben hen alle vier opgepakt… Iedereen gaat betalen” [125] en
“Luister ze hokje geget 15 ntv maar ehh ze zijn allemaal geget binnen bompa iedereen… En ik ga ze nu allemaal laten betal…het is mijn hokkie. Ik heb iedereen op camerabeelden…je moet echt zo tegen ntv zeggen, je pakt mijn broer zijn weed he vuile flikker” [126] en
“Ik heb tegen hem gezegd, ik heb schijt of jij later bent gekomen alle vier of vijf gaan jullie betalen”. [127]
In een gesprek met [naam 4] op 13 oktober 2016 zegt [verdachte] :
“Ik nodig jouw uit ntv en jij nakt mijn hok tijdens dat ik jouw bel voor een klus nak jij mijn hok…. Broer 70 ruggen ben ik kwijt. 70 ruggen mijn hele rolluik is eruit gehaald uit die deur…. Jullie gaan allemaal betalen en heel snel nog”. [128]
Op 14 oktober 2016 zegt [verdachte] in een gesprek met een onbekend gebleven persoon:
“Hun zijn allemaal in die huis betrapt. Laat ik zo zeggen al die gene die in mijn huis is betrapt gaat gewoon betalen”. [129]
Op 15 oktober 2016 heeft er een telefoongesprek tussen [verdachte] en [naam 6] (hierna [naam 6] ) plaatsgevonden. [naam 6] zegt:
“Er is al afgesproken met die eigenaar niet met mij”en [verdachte] antwoordt:
“Die eigenaar, dat ben ik!”. [130]
Deze tapgesprekken sluiten aan bij bevindingen van een aantal dagen daarvoor. Op 11 oktober 2016 werd een viertal jongens aangehouden in een woning aan de [adres 8] te [plaats ] . In de woning bleek een hennepkwekerij te zijn ingericht. Het rolluik voor de hoofdingang was volledig vernield. De aangehouden jongens waren [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] , [naam 4] en [naam 6] . [131]
De woning aan de [adres 8] was eigendom van [naam 7] . Hij verklaarde dat zijn woning kapot was gemaakt. [132] [133] Dat de woning echter door [verdachte] werd gebruikt, blijkt uit de tapgesprekken. [verdachte] noemt in een tapgesprek op 13 oktober 2016 de naam [naam 7] . [134] Ook in een gesprek tussen [medeverdachte 4] en een onbekend persoon wordt de naam [naam 7] genoemd. [135] Verder zegt [verdachte] in de tapgesprekken:
“mijn hele rolluik is eruit gehaald uit die deur” [136] ,
“ik heb zelfs sleutels van die huis” [137] ,
“het is mijn hokkie…Hij was daar bij Lidl Geuzenveld” [138] ,
“laat ik zeggen al die gene die in mijn huis is betrapt gaat gewoon betalen” [139] en
“die eigenaar, dat ben ik!”. [140]
De vier jongens die in de woning zijn aangehouden zijn na het aantreffen van de hennepkwekerij op 11 oktober 2016 benaderd door [verdachte] en [medeverdachte 4] :
  • [slachtoffer 4] en [naam moeder] hebben verklaard over de bezoeken van [verdachte] en [medeverdachte 4] op 13 en 14 oktober 2016. [verdachte] en [medeverdachte 4] waren op zoek naar [slachtoffer 3] en wilden dat hij ging betalen.
  • [naam 4] heeft verklaard dat na zijn aanhouding in de hennepkwekerij meerdere keren mannen bij hem aan de deur zijn geweest. Hij werd regelmatig gebeld door mannen die geld van hem eisten voor de wiet die hij gestolen zou hebben. Ook is zijn vader benaderd door één van de mannen en is geld van hem geëist. [naam 4] wilde geen aangifte doen, ondanks dat [verdachte] was aangehouden.
- [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij en de andere aangehouden jongens na hun vrijlating door [verdachte] , [medeverdachte 4] en [naam 5] zijn benaderd. Zij wilden van elke persoon een bedrag van € 20.000,- hebben. Toen ze dat weigerden, werden ze bedreigd. [slachtoffer 2] kreeg veel telefoontjes en sms’jes van [medeverdachte 4] dat hij moet betalen. Toen hij niet kon betalen, stonden de drie mannen voor zijn deur. [medeverdachte 4] zou gezegd hebben dat hij [slachtoffer 2] zou neerschieten als hij niet betaalde. [slachtoffer 2] heeft gehoord dat [slachtoffer 4] door [verdachte] en [medeverdachte 4] in elkaar is geslagen. [143]
- Op 15 oktober 2016 heeft een telefoongesprek tussen [verdachte] en [naam 6] plaatsgevonden, waarin [naam 6] aangaf ‘er niks mee te maken te hebben’ en [verdachte] steeds zei niets over de telefoon te willen bespreken. [144]
[verdachte] en [medeverdachte 4] hebben niet ontkend op 13 en 14 oktober 2016 bij de woning van [slachtoffer 3] te zijn geweest. Volgens hen was [slachtoffer 3] het broertje van [verdachte] 800 euro schuldig vanwege de schade die hij had veroorzaakt aan zijn auto. Hoewel [slachtoffer 3] als getuige ter terechtzitting ook over schade aan de auto heeft verklaard, wijkt zijn verklaring op zoveel punten af van de verklaring van [verdachte] hierover, dat de rechtbank deze lezing niet aannemelijk acht. Dat er voor [verdachte] en [medeverdachte 4] een andere reden was om [slachtoffer 3] te benaderen om geld te betalen dan zijn betrokkenheid bij de hennepkwekerij, is niet aannemelijk geworden. Dit is volgens de rechtbank overigens ook niet van belang. De rechtbank acht bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 4] , in een poging om geld van [slachtoffer 3] te krijgen, tegen de moeder van [slachtoffer 3] hebben gezegd dat als [slachtoffer 3] niet zou betalen ze hem dood zouden schieten. Ook hebben ze de broer van [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , mishandeld. Ook al meenden [verdachte] en [medeverdachte 4] geld van [slachtoffer 3] tegoed te hebben, om welke reden dan ook, laat dat onverlet dat sprake is van een poging tot afpersing. Het onder feit 7 primair tenlastegelegde kan dan ook worden bewezenverklaard.
[verdachte] en [medeverdachte 4] worden ook beschuldigd van de afpersing van [slachtoffer 2] op 13 en 14 oktober 2016. Er zijn aanwijzingen dat [slachtoffer 2] door [verdachte] en [medeverdachte 4] op een dreigende manier is benaderd en mede verantwoordelijk is gehouden voor het voorval in de hennepkwekerij. Echter, onduidelijk is wanneer [slachtoffer 2] een klein bedrag aan [medeverdachte 4] zou hebben betaald, zoals hij tegen de politie heeft verklaard, laat staan dat dit in de tenlastegelegde periode was. Een bewezenverklaring kan in dit geval dan ook niet volgen en [verdachte] zal worden vrijgesproken van de afpersing van [slachtoffer 2] .
4.5.
Zaaksdossier ‘Zoetermeer’
4.5.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Uit de aangiftes, de getuigenverklaringen, de reisbewegingen van de auto’s, de historische gegevens van de telefoons en de herkenning van [verdachte] door getuige [naam getuige 1] (hierna: [naam getuige 1] ) blijkt volgens de officier van justitie dat [verdachte] op 31 juli 2016 één van de personen was die betrokken was bij de gewapende diefstal in Zoetermeer. Er was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking met andere verdachten.
4.5.2.
Het standpunt van de verdediging
De officier van justitie heeft zich volgens de raadsman gebaseerd op reisbewegingen van voertuigen die ook door andere personen dan [verdachte] werden gebruikt. Verder blijven er ook weleens telefoons in een auto liggen. Van belang is dat aangever en getuige [naam getuige 2] [verdachte] niet hebben herkend. De herkenning van [verdachte] door [naam getuige 1] is niet valide. [verdachte] was bij de confrontatie de enige die een scheurpak droeg en daarmee is onvoldoende neutraal vergelijkingsmateriaal getoond. De getuige is dan ook in negatieve zin beïnvloed. Nu er onvoldoende bewijs is voor betrokkenheid van [verdachte] , dient hij vrijgesproken te worden van feit 8.
4.5.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt dat bewezen kan worden dat [verdachte] samen met anderen [slachtoffer 5] (hierna: [slachtoffer 5] ) en [slachtoffer 6] (hierna [slachtoffer 6] ) heeft bestolen op 31 juli 2016 in Zoetermeer, waarbij met een wapen is gedreigd.
4.5.3.1. Betrokkenheid van [verdachte]
Op 31 juli en 1 augustus 2016 hebben [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] aangifte gedaan van een diefstal. [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] hebben verklaard dat zij op de avond van 31 juli 2016 rond 19.00 uur vanuit Beverwijk zijn teruggereden naar Zoetermeer in een Opel Zafira met het kenteken [kenteken 4] . Zij waren in Beverwijk op de Bazaar bij de juwelierswinkel van hun broer respectievelijk zoon [naam zoon] geweest. Toen zij hadden geparkeerd voor hun woning aan de [adres 9] te [plaats ] , zagen zij twee onbekende mannen op hen afkomen. Een van de mannen had een vuurwapen vast, richtte dit op het hoofd van [slachtoffer 5] en zei tegen [slachtoffer 6] dat hij zijn portemonnee moest afgeven, omdat [slachtoffer 5] er anders aan zou gaan. [slachtoffer 6] heeft een geldbedrag van ongeveer € 1.600,-, zijn portemonnee en zijn autosleutels afgegeven. De mannen hebben ook de zwarte tas van [slachtoffer 5] uit de kofferbak van de auto gepakt en meegenomen. Kort na de diefstal heeft [slachtoffer 6] een zwarte Volkswagen Golf zien slippen. [145] [146]
Op dat tijdstip hebben meerdere getuigen een zwarte Volkswagen Golf gezien in de buurt van de [adres 9] in [plaats ] . Getuige [naam getuige 3] heeft drie mannen zien rennen in de [adres 9] , waarvan de achterste twee om politie riepen. Een zwarte Volkswagen Golf met daarin twee personen kwam hem tegemoet rijden. [147] De getuigen [naam getuige 4] [148] en zijn stiefvader [naam getuige 5] [149] , [naam getuige 6] [150] , [naam getuige 7] [151] , [naam getuige 8] [152] , [naam getuige 8] [153] en [naam getuige 9] [154] hebben in de Van der Maasstraat opzij moeten springen voor een zwarte Volkswagen Golf, die aan kwam rijden vanuit de richting van de [adres 9] . De getuigen hebben verklaard dat ze drie personen in de auto hebben zien zitten. Ook getuige [naam getuige 10] heeft gezien dat een zwarte Volkswagen Golf wegreed uit de [adres 9] . Het kenteken van de auto zou volgens haar beginnen met [kenteken 5] of [kenteken 6] . [155] [156]
Onderzoek in het politiesysteem naar de combinatie van een zwarte Volkswagen Golf met een kenteken beginnend met [kenteken 5] of [kenteken 6] heeft geleid naar een zwarte Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken 1] . Dit kenteken heeft van 16 tot en met 20 juli 2016 op naam gestaan van [verdachte] . Er waren 71 registraties bekend met betrekking tot dit kenteken. Het voertuig zou thuishoren op de [adres 10] te Amsterdam en door diverse veelplegers uit de regio Amsterdam worden gebruikt. [157] Gelet op deze bevindingen, gaat de rechtbank ervanuit dat de zwarte Volkswagen Golf waar eerdergenoemde getuigen over spraken de zwarte Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken 1] betreft (hierna: de zwarte Volkswagen Golf).
In het onderzoek naar soortgelijke overvallen op dan wel inbraken bij goudhandelaren/juweliers die werkzaam zijn op de Bazaar te Beverwijk is ook een andere auto in beeld gekomen: een witte Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 2] (hierna: de witte Volkswagen Golf). Bij een poging tot inbraak in Amersfoort op 7 augustus 2016 werden bij één van de verdachten de sleutels van deze auto aangetroffen. [verdachte] was ook één van de verdachten in deze zaak en hij werd de dag daarvoor als inzittende van de witte Volkswagen Golf gecontroleerd. [158]
Er is onderzoek gedaan naar de bewegingen van de zwarte en de witte Volkswagen Golf rond het tijdstip van de diefstal in Zoetermeer op 31 juli 2016. Ook zijn historische verkeersgegevens van een aantal telefoonnummers geanalyseerd.
Uit deze analyse is gebleken wat zich op de avond van 31 juli 2016 kort voor de overval heeft afgespeeld. Vastgesteld is dat de zwarte Volkswagen Golf de Opel Zafira van de aangevers is gevolgd vanaf de Bazaar in Beverwijk tot in Zoetermeer. De auto’s zijn een aantal meetpunten steeds een aantal seconden na elkaar gepasseerd. De voertuigen hebben om 19.51 uur in Zoetermeer vlak na elkaar een meetpunt gepasseerd, op ongeveer vijf minuten reisafstand van de woning van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] . [159] Op camerabeelden van de woning aan de [adres 11] te Zoetermeer is te zien dat om 19.55 uur ongeveer 10 seconden na elkaar een groenkleurige Opel en een zwarte Volkswagen type Golf langsreden. [160] De 112-melding van de overval is gedaan om 19.58 uur. [161]
De verklaring van getuige [naam getuige 1] is van belang om vast te stellen wat zich kort na de overval heeft afgespeeld. Zijn verklaring past op de bevindingen van de historische gegevens van een aantal telefoonnummers en de bewegingen van de zwarte en de witte Volkswagen Golf:
- [naam getuige 1] heeft verklaard dat hij op de avond van 31 juli 2016 drie jongens met een Arabisch uiterlijk heeft gezien die aan het voetballen waren voor het huis van zijn vader in Zoetermeer. [162]
Vastgesteld is dat de telefoon van [naam getuige 1] die avond in Zoetermeer uitstraalde. [163]
- De jongens moesten volgens [naam getuige 1] naar Amsterdam en zij hebben zijn telefoon gebruikt om een taxi te bellen. [164]
Vastgesteld is dat met het telefoonnummer van [naam getuige 1] om 20.25 en 20.26 uur is gebeld naar het telefoonnummer dat wordt toegeschreven aan [naam broertje] . De telefoon van [naam broertje] straalde op dat moment uit in Amsterdam. [165]
- Vastgesteld is dat [naam broertje] vervolgens direct contact heeft opgenomen met het telefoonnummer dat wordt toegeschreven aan [naam 8] (hierna: [naam 8] ). De telefoon van [naam 8] straalde op dat moment uit in Amsterdam. [166]
- De taxichauffeur heeft volgens [naam getuige 1] teruggebeld naar het telefoonnummer van [naam getuige 1] om te vragen waar hij de jongens moest ophalen. [167]
Vastgesteld is dat [naam 8] om 20.29 uur met het telefoonnummer van [naam getuige 1] heeft gebeld en dat de telefoon van [naam 8] zich vervolgens heeft verplaatst van Amsterdam naar het stadshart van Zoetermeer. De witte Volkswagen Golf bewoog met de telefoon van [naam 8] mee. [168]
- Omdat de taxi pas een uur later kon komen, heeft [naam getuige 1] de jongens afgezet in het centrum van Zoetermeer en hen aangeraden om te wachten bij restaurant [naam restaurant] . [169]
Vastgesteld is dat vanuit restaurant [naam restaurant] is gebeld met een vast telefoonnummer naar de telefoonnummers van [naam broertje] en [naam 8] . [170]
[naam getuige 1] heeft [verdachte] herkend tijdens een meervoudige fotoconfrontatie als één van de drie mannen die hij in het stadshart van Zoetermeer heeft afgezet. [naam getuige 1] heeft [verdachte] specifiek herkend aan zijn ‘mooie’ wenkbrauwen. Op de fotoselectie is te zien dat niet [verdachte] , te zien op foto nummer 4, maar de persoon op foto nummer 5 een scheurpak draagt. [171] Van een invalide herkenning op dat punt is dus geen sprake en ook overigens is hiervan niet gebleken.
- Vastgesteld is dat kort daarna, rond 21.30 uur, de witte Volkswagen Golf en de telefoon van [naam 8] zich gelijktijdig uit Zoetermeer hebben bewogen, waarna de telefoon van [naam 8] vanaf 22.00 uur weer in (de buurt van) Amsterdam uitpeilde. [172]
Waargenomen is dat de witte Volkswagen Golf die avond rond middernacht weer terug in de richting van Zoetermeer is gereden. Weer bewoog de telefoon van [naam 8] mee, net als de telefoon van [naam 1] . [173] Een aantal minuten nadat [naam 8] rond 00.20 uur naar [naam broertje] belde vanuit Zoetermeer, bewoog de zwarte Volkswagen Golf vanuit Zoetermeer richting Amsterdam. Ook de telefoons van [naam 8] en [naam 1] bewogen richting Amsterdam. Zij bevonden zich telkens op een paar kilometer afstand van elkaar en hadden telefonisch contact met elkaar. [174]
Die nacht rond 01.00 uur straalden de telefoonnummers van [naam broertje] , [naam 8] , [naam 1] en [verdachte] aan op de zendmast aan de Harry Koningsbergerstraat te Amsterdam. [175] Deze zendmast bevindt zich in de directe omgeving van de [adres 2] te [plaats ] , waar de ouderlijke woning van [verdachte] en [naam broertje] zich bevindt.
Er is dus een link tussen [verdachte] en de zwarte en witte Volkswagen Golf, die een rol hebben gespeeld bij de diefstal in Zoetermeer op 31 juli 2016. Ook kan het gezicht van [verdachte] gelinkt worden aan relevante momenten kort na de diefstal.
De overtuiging van de rechtbank dat [verdachte] betrokken is bij de diefstal wordt versterkt doordat de witte Volkswagen Golf en het telefoonnummer van [verdachte] ook in beeld komen op 30 juli 2016, de dag vóór de diefstal. Gebleken is dat de witte Volkswagen Golf de Opel Zafira van de aangevers is gevolgd vanaf de Bazaar in Beverwijk tot aan Zoetermeer. De telefoons van [verdachte] en [naam 8] bewogen op die dag mee met de witte Volkswagen Golf. Rond 18.45 uur straalde [naam 8] een zendmast aan in de nabije omgeving van de woning van aangevers. [176] Getuige [naam getuige 2] heeft rond dat tijdstip twee mannen gezien die over de schutting van haar achterburen van de [adres 9] keken. Toen zij haar gordijnen opzij deed, zagen de mannen dit kennelijk want zij liepen hierop heel gauw weg. Volgens de getuige betroffen het twee mannen met een Noord-Afrikaans uiterlijk. [177]
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat [verdachte] betrokken was bij deze beroving en schuift zijn ontkenning dat hij in Zoetermeer is geweest terzijde. Dat aangevers [verdachte] bij een meervoudige fotoconfrontatie niet aanwijzen maakt dit niet anders.
4.5.3.2. Medeplegen
Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Er moet sprake zijn van een intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het delict. Die bijdrage moet vervolgens van voldoende gewicht zijn. De vraag of van zo’n bijdrage sprake is, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar moet per geval beoordeeld worden. Daarbij kan van belang zijn in hoeverre de concrete omstandigheden van het geval door de rechter kunnen worden vastgesteld, in welk verband de procesopstelling van de verdachte een rol kan spelen. [178]
Zoals hiervoor beschreven, gaat de rechtbank ervanuit dat [verdachte] op de dag voor de diefstal samen met [naam 8] de auto van aangevers vanuit Beverwijk tot in Zoetermeer heeft gevolgd. Dit duidt op een intensieve voorbereiding. [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] hebben verklaard dat zij door twee mannen zijn bestolen. De getuigen hebben drie mannen in de zwarte Volkswagen Golf weg zien rijden. Getuige [naam getuige 1] spreekt ook over ook drie mannen. In de nacht na de overval, nadat beide auto’s, de zwarte en witte Volkswagen Golf, uit Zoetermeer naar Amsterdam zijn teruggekeerd, bevond een groepje van vier personen, onder wie [verdachte] , zich in de buurt van de Harry Koningsbergerstraat te Amsterdam. Dat bij de diefstal in Zoetermeer meerdere personen betrokken waren is duidelijk, maar niet kan direct worden vastgesteld wat de rolverdeling tussen deze personen was.
Zoals hiervoor besproken, zijn er voldoende aanwijzingen die op betrokkenheid van [verdachte] bij deze diefstal duiden. Volgens de rechtbank is sprake van een situatie waarin het uitblijven van een aannemelijke verklaring van [verdachte] van belang is voor de beantwoording van de vraag of het tenlastegelegde medeplegen kan worden bewezen.
[verdachte] heeft niet willen uitleggen hoe het kan dat zijn telefoon op 30 juli 2016 meebewoog met de witte Volkswagen Golf, wat de link tussen hem en de zwarte en witte Volkswagen Golf betekent, hoe het kan dat [naam getuige 1] hem heeft herkend en waarom zijn telefoon in de nacht na de diefstal uitpeilde op de Harry Koningsbergerstraat in Amsterdam. De enkele verklaring die [verdachte] heeft gegeven, is de blote ontkenning dat hij op 30 en 31 juli 2016 in Zoetermeer is geweest. Hij heeft zich verder steeds op zijn zwijgrecht beroepen. Gelet hierop houdt de rechtbank het erop dat [verdachte] , tezamen en in vereniging met anderen, het tenlastegelegde heeft gepleegd.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de onder 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat [verdachte]
Zaaksdossier ‘Arnhem’
Ten aanzien van feit 1:
in de periode van 10 november 2016 tot en met 26 november 2016 te Amsterdam en elders in Nederland tezamen en in vereniging met anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten diefstal met geweld in vereniging en/of afpersing in vereniging (artikel 312 en/of 317 Wetboek van Strafrecht) opzettelijk een auto (een BMW), bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad;
Zaaksdossier ‘Amstelveen’
Ten aanzien van feit 5:
op 7 november 2016 te Amstelveen tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen circa één kilogram cocaïne, toebehorende aan [slachtoffer 1] ;
Zaaksdossier ‘Afpersingen’
Ten aanzien van feit 7 primair:
in de periode van 13 oktober 2016 tot en met 14 oktober 2016 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van geld, toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 3] , welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en zijn mededader
  • tegen de moeder van voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden hebben toegevoegd: “wij willen binnen 24 uur ons geld hebben anders schieten we [slachtoffer 3] dood”, althans woorden van die dreigende aard en
  • de broer van voornoemde [slachtoffer 3] (te weten [slachtoffer 4] ) hebben geslagen en gestompt en getrapt;
Zaaksdossier ‘Zoetermeer’
Ten aanzien van feit 8:
op 31 juli 2016 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas, toebehorende aan [slachtoffer 5] , welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond, dat hij, verdachte, en zijn mededaders:
  • een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, hebben getoond aan voornoemde [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 6] hebben gehouden en
  • dreigend de woorden hebben toegevoegd: “geef je spullen anders gaat je zoon eraan”;
en
op 31 juli 2016 te Zoetermeer, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 6] heeft gedwongen tot de afgifte van sleutels en een portemonnee en een geldbedrag (van circa 1600 euro), toebehorende aan [slachtoffer 6] , welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en zijn mededaders:
  • een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, hebben getoond aan voornoemde [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 6] hebben gehouden en
  • dreigend de woorden hebben toegevoegd: "geef je spullen anders gaat je zoon eraan".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. [verdachte] is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. Hij is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat [verdachte] voor de door haar onder 1, 3, 5, 6, 7 primair en 8 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren, met aftrek van voorarrest.
[verdachte] is in het verleden verschillende malen veroordeeld voor ernstige gewelds- en vermogensdelicten. Hij is in 2015 veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en zes maanden, in welke zaak inmiddels een vordering tot afstel dan wel uitstel van de voorwaardelijke invrijheidsstelling (V.I.) is ingediend. Volgens de reclassering is een toezicht niet geïndiceerd. De conclusie is dat [verdachte] de keuze maakt om zich in de criminaliteit te begeven.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair bepleit dat [verdachte] integraal dient te worden vrijgesproken en dat aan hem dus geen straf dient te worden opgelegd.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht om bij een bewezenverklaring de eis te matigen en rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] . [verdachte] heeft zicht op een woning in Zoetermeer en hij heeft zijn eigen bedrijf. De afdeling Werk, Participatie en Inkomen (WPI) van de gemeente Amsterdam is positief over [verdachte] . [verdachte] ondervindt problemen met zijn gezondheid. Hij heeft erg veel last van zijn arm.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten.
Uit het zaaksdossier ‘Arnhem’ blijkt dat [verdachte] en zijn medeverdachten het plan hebben beraamd om een zogenoemde ripdeal te plegen op [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] , en hen dus met geweld te beroven van verdovende middelen. [verdachte] is met zijn medeverdachten ter uitvoering van dit plan op weg gegaan naar Arnhem, waar medeverdachte [medeverdachte 2] zou worden gepresenteerd als een Turkse man met een Duitse auto. Dit zou volgens de verdachten vertrouwen wekken bij de beoogde slachtoffers, zodat deze de keer daarop veel kilo’s verdovende middelen tegelijk zouden willen leveren en deze konden worden gestolen. Alle verdachten zijn die dag uiteindelijk aangehouden en het is nooit tot de beoogde diefstal gekomen. [medeverdachte 2] reed bij zijn aanhouding in een BMW met een Duits kenteken. [verdachte] heeft samen met zijn medeverdachten deze BMW voorhanden gehad ter voorbereiding van de geplande ripdeal. Een uitvoering van de door [verdachte] en zijn medeverdachten beoogde plannen zou een diepe impact op de beoogde slachtoffers hebben gemaakt. Bovendien zorgen ripdeals voor een spiraal aan geweld. [verdachte] is bij zijn handelen geheel voorbij gegaan aan deze mogelijke gevolgen en is uitsluitend uit geweest op zijn eigen gewin: het zonder er voor te betalen verkrijgen van verdovende middelen.
Uit het zaaksdossier ‘Amstelveen’ blijkt dat [verdachte] zich samen met medeverdachte [medeverdachte 3] schuldig heeft gemaakt aan een ripdeal in Amstelveen. Hierbij hebben [verdachte] en [medeverdachte 3] een kilo cocaïne buitgemaakt. Via enkele tussenpersonen werd een afspraak gemaakt met het slachtoffer [slachtoffer 1] , waarna beide partijen elkaar in Amstelveen zouden treffen. Voorafgaand aan dit treffen hadden de verdachten al het plan opgevat het slachtoffer cocaïne afhandig te maken zonder hiervoor te betalen. Niet is komen vast te staan hoe de ripdeal precies is verlopen en of bijvoorbeeld gebruik is gemaakt van (bedreiging met) vuurwapens. Wel is duidelijk geworden dat [verdachte] en [medeverdachte 3] zowel op de avond voor de diefstal als tijdens de diefstal samen op de plaats delict waren. Na de diefstal zijn zij samen vertrokken. Het spreekt voor zich dat een geraffineerde diefstal als deze bedreigend is voor het slachtoffer. Een dergelijk misdrijf, op straat, brengt ook buiten de directe omgeving van het slachtoffer angst en gevoelens van onveiligheid teweeg. Hierbij heeft [verdachte] kennelijk in het geheel niet stilgestaan en heeft slechts zijn eigen belang en het belang van zijn medeverdachte – te weten het zonder er voor te betalen verkrijgen van een behoorlijke hoeveelheid cocaïne – voorop gesteld. Het plegen van een ripdeal zorgt daarnaast voor onrust bij andere partijen die zich bezighouden met de handel in verdovende middelen, hetgeen aanleiding zou kunnen zijn voor nog meer criminaliteit.
Uit het zaaksdossier ‘Afpersingen’ blijkt dat [verdachte] en zijn medeverdachte [medeverdachte 4] zich schuldig hebben gemaakt aan een poging tot afpersing. Het slachtoffer [slachtoffer 3] werd verantwoordelijk gehouden voor de schade die [verdachte] had geleden in verband met een hennepkwekerij. In een poging om als vergoeding hiervoor een groot geldbedrag van het slachtoffer te krijgen, zijn [verdachte] en [medeverdachte 4] samen naar het huis van het slachtoffer gegaan en hebben zij daar de moeder van het slachtoffer ernstig bedreigd. De woorden dat zij haar zoon zouden doodschieten als hij het geld niet zou betalen, waren zeer beangstigend en zij ondervindt hiervan nog altijd last. De volgende dag zijn [verdachte] en [medeverdachte 4] teruggegaan naar de woning van het slachtoffer. Toen de broer van het slachtoffer hen duidelijk maakte dat zij geen geld zouden krijgen, hebben zij hem geslagen, gestompt en getrapt. [verdachte] heeft hiermee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de broer van het slachtoffer.
Uit het zaaksdossier ‘Zoetermeer’ blijkt dat [verdachte] zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een diefstal met bedreiging met geweld en een afpersing. [verdachte] en zijn medeverdachten hebben vader en zoon [achternaam] op klaarlichte dag op straat in een woonwijk meerdere goederen afhandig gemaakt onder bedreiging van een vuurwapen. Er was geen sprake van willekeurige slachtoffers. De broer dan wel de zoon van de slachtoffers heeft een juwelierswinkel op de Beverwijkse Bazaar. Uit het feit dat [verdachte] samen met een ander de dag ervoor een voorverkenning heeft uitgevoerd door de auto van de slachtoffers vanaf de Beverwijkse Bazaar naar huis te volgen en deze gedraging te herhalen waarna de daadwerkelijke diefstal en afpersing hebben plaatsgevonden, blijkt van een gerichtheid op juist deze personen. Meerdere getuigen hebben opzij moeten springen voor de auto waarin [verdachte] en zijn mededaders daarna met hoge snelheid zijn gevlucht. Dit is een zeer ernstig feit, dat op de slachtoffers grote impact heeft gehad. [verdachte] heeft door zijn handelen geen enkel respect getoond voor andermans spullen en is kennelijk uit geweest op financieel gewin. Hij heeft zich geen rekenschap gegeven van de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers.
Met betrekking tot de persoon van [verdachte] heeft de rechtbank gelet op zijn strafblad, gedateerd 14 november 2017, waaruit blijkt dat hij meerdere malen eerder is veroordeeld voor onder andere vermogens- en geweldsdelicten. In 2015 is [verdachte] door het gerechtshof in Amsterdam nog veroordeeld voor een gekwalificeerde diefstal en afpersing tot een gevangenisstraf van vier jaar en zes maanden.
Ook heeft de rechtbank gekeken naar de over [verdachte] uitgebrachte reclasseringsadviezen gedateerd 23 maart 2017 (in het kader van de strafzaak) en 2 november 2017 (in het kader van de V.I.), beide opgesteld door M. Rogge (hierna: Rogge), en hetgeen Rogge ter terechtzitting hierop heeft aangevuld. Volgens Rogge zijn er verschillende leefgebieden die als criminogene factoren aangemerkt kunnen worden. Ook de houding, opstelling en gedragingen van [verdachte] zijn als risicofactoren aan te wijzen. Op basis van de beschikbare informatie concludeert Rogge dat [verdachte] de keuze maakt om zich in de criminaliteit te bewegen en dat hij zijn criminele leven niet kan of wil opgeven. Het zal moeilijk zijn om de huidige situatie te doorbreken. Eerdere inzet van de politie en de reclassering heeft niets opgeleverd.
Omdat [verdachte] ontkent, geen hulpvragen heeft en geen enkele ingang biedt tot begeleiding, heeft Rogge in de rapportage van 23 maart 2017 aangegeven dat geen inhoudelijke invulling kan worden gegeven aan een toezicht. Een beperking van de vrijheid van [verdachte] middels elektronische controle is volgens haar niet zinvol en wenselijk. Geadviseerd wordt om aan [verdachte] een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. In de rapportage van 2 november 2017 heeft Rogge aangegeven een reclasseringstraject in het kader van de V.I. een kleine kans van slagen te geven.
Gezien de ernst, de veelheid van de feiten en de eerdere veroordelingen van [verdachte] en ter bescherming van de maatschappij kan volgens de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een langdurige gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Gelet op de adviezen van de reclassering en de omstandigheid dat [verdachte] , ook ter terechtzitting, geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn daden heeft genomen, ziet de rechtbank geen aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden op te leggen.
Alles afwegende acht de rechtbank in dit geval oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar met aftrek van het voorarrest passend en geboden.

9.Beslag

9.1.
Beslaglijst
Onder verdachte zijn voorwerpen in beslag genomen, zoals weergegeven op de beslaglijst. Deze beslaglijst is als
bijlage IIaan dit vonnis gehecht en de inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
9.2.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot onttrekking aan het verkeer van het item genoemd onder nummer 2 en tot verbeurdverklaring van de items genoemd onder nummers 1, 9, 10, 17 en 18. De items genoemd onder nummers 5, 6, 7, 8, 11, 13, 14, 15 en 16 kunnen worden geretourneerd aan [verdachte] .
9.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
9.4.
Het oordeel van de rechtbank
9.4.1
Verbeurd verklaring
Het item genoemd onder 1 behoort aan [verdachte] toe. Nu met behulp van dat item het onder 5 en 8 bewezen geachte is voorbereid, wordt dit voorwerp verbeurdverklaard.
9.4.2
Onttrekking aan het verkeer
Ten aanzien van het onder 2 genoemde item oordeelt de rechtbank dat dit voorwerp wordt onttrokken aan het verkeer, omdat dit van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang. Hetzelfde geldt voor het onder 18 genoemde item, nu dit kennelijk was bestemd voor het verpakken van cocaïne.
9.4.3
Retour aan verdachte
De rechtbank is van oordeel dat de items genoemd onder 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 13, 14, 15 en 16 op de beslaglijst kunnen worden geretourneerd aan [verdachte] . Ten aanzien van de onder 9 en 10 genoemde items overweegt de rechtbank dat hoewel op de weegschalen sporen van mogelijk cocaïne zijn aangetroffen, deze sporen niet verder zijn onderzocht.
9.4.4.
Bewaren ten behoeve van de rechthebbende
De rechtbank is van oordeel dat het item onder 17 op de beslaglijst dient te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende, nu dit voorwerp kennelijk toebehoort aan Ilias [verdachte] . Het onder 17 genoemde wikkel betreft een papier waarop een aantal vingerafdrukken van Ilias [verdachte] zijn aangetroffen.

10.Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

10.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de aan [verdachte] onder parketnummer 13/660066-11 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf te gelasten.
10.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf af te wijzen, vanwege de door hem bepleite vrijspraak.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht de proeftijd te verlengen.
10.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de stukken bevindt zich de op 2 december 2016 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/660066-11, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 29 augustus 2012 van de meervoudige kamer in het arrondissement Amsterdam, waarbij [verdachte] is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan [verdachte] is toegezonden.
Gebleken is dat [verdachte] zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan meerdere strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf te gelasten.

11.Vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling (V.I.)

11.1.
Onderliggend arrest
Bij onherroepelijk geworden arrest van de meervoudige strafkamer van het Gerechtshof Amsterdam van 18 november 2015 is [verdachte] onder parketnummer 23/002682-13 veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren en zes maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr.
De voorlopige datum van de V.I. is gesteld op 15 december 2017.
11.2.
Het standpunt van de officier van justitie
Bij de stukken bevindt zich de op 13 november 2017 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering tot afstel dan wel uitstel van de V.I. van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 23/002682-13, met V.I.-zaaknummer 99/000369-25.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot achterwege laten van de V.I. toe te wijzen aangezien [verdachte] de algemene voorwaarde heeft overtreden. Subsidiair heeft de officier van justitie gevorderd de V.I. uit te stellen met 120 dagen.
11.3.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering tot afstel dan wel uitstel van de V.I. af te wijzen. Zoals de reclassering adviseert, dient aan [verdachte] nog een kans gegeven te worden om te laten zien dat hij kan leven volgens de geadviseerde strenge bijzondere voorwaarden.
11.4.
Het oordeel van de rechtbank
Volgens de regeling van de V.I. geldt als uitgangspunt dat een veroordeelde, als is voldaan aan het bepaalde in artikel 15 Sr, vervroegd in vrijheid wordt gesteld na het ondergaan van het in voornoemd artikel omschreven deel van de gevangenisstraf. Op grond van het bepaalde in artikel 15d, eerste lid, Sr kan de V.I. echter worden uitgesteld of achterwege blijven als één of meer van de in dat artikel limitatief opgesomde omstandigheden zich voordoen.
Bij advies van 12 oktober 2017 heeft de vestigingsdirecteur van de Penitentiaire Inrichting in [plaats ] , de officier van justitie geadviseerd uitstel of afstel van de V.I. te vorderen. [verdachte] laat een redelijk consistent beeld zien van rapporten en incidenten, vooral met betrekking tot (invoer van) contrabande en omgang met personeel. Het gedrag van [verdachte] heeft meerdere malen geleid tot een disciplinaire straf.
De reclassering heeft in een rapport van 2 november 2017 geadviseerd over de V.I. van [verdachte] . Samenvattend wordt op basis van de beschikbare informatie de indruk gewekt dat [verdachte] zijn criminele leven niet op kan of wil geven. De kans op herhaling van nieuwe strafbare feiten is volgens de reclassering onveranderd hoog. Ook de kans op het onttrekken aan voorwaarden is reëel aanwezig. Ondanks de vele bezwaren (onder andere de huisvesting bij ouders, het (voorlopige) gebrek aan werk en inkomsten, het pro criminele/negatieve netwerk waarin [verdachte] hoogstwaarschijnlijk terugkeert, de houding en gedragingen van [verdachte] zijn er volgens de reclassering geen of onvoldoende harde gronden om [verdachte] af te wijzen of om tot uitstel of afstel van de V.I. te besluiten. De reclassering adviseert dan ook positief ten aanzien van de V.I. Ondanks het positieve advies valt de slagingskans van het traject volgens de reclassering wel te betwijfelen. Desondanks wil de reclassering interventies inzetten in een poging toch ingang te vinden om aan de risicofactoren te werken en deze terug te dringen.
Ter terechtzitting heeft mevrouw M. Rogge, opsteller van het reclasseringsrapport, aangegeven dat de beschreven bijzondere voorwaarden volgens haar zouden moeten gelden indien [verdachte] voor V.I. in aanmerking zou komen. Het oordeel over de toepasbaarheid van de V.I. is echter niet aan de reclassering. De V.I. is de laatste mogelijkheid om reclasseringsinterventies in te zetten in een poging toch een ingang te vinden om aan de risicofactoren te werken dan wel deze terug te dringen. Daarom zal zelfs in de moeilijkste en zwaarste gevallen bekeken worden welke mogelijkheden geboden kunnen worden. Omdat bij [verdachte] enige ingang voor een reclasseringscontact lijkt te zijn gevonden, zijn er ondanks alle contra-indicaties bijzondere voorwaarden geformuleerd.
De rechtbank bepaalt dat de V.I. achterwege zal blijven, omdat [verdachte] zich na aanvang van de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf ernstig heeft misdragen (artikel 15d, eerste lid, onder b, Sr) en het stellen van voorwaarden bij de V.I. het recidiverisico onvoldoende inperkt (artikel 15d, eerste lid, onder d, Sr).
Uit de stukken blijkt dat [verdachte] zich na de aanvang van de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf meermalen schuldig heeft gemaakt aan onder andere drugsgebruik, bezit van contrabande en agressief en bedreigend gedrag tegen het personeel, waarvoor hij disciplinair is gestraft. De redenen die [verdachte] aanvoert voor zijn gedrag, wat daar ook van moge zijn, doen hieraan niet af. Daar komt bij dat [verdachte] zich, zoals naar voren is gekomen in dit vonnis, in de periode tussen het ondergaan van het eerste en het tweede deel van zijn straf opnieuw schuldig heeft gemaakt aan ernstige strafbare feiten. [verdachte] lijkt dan ook onverbeterlijk te zijn in zijn gedrag en dient de consequentie daarvan te aanvaarden.
Hoewel de reclassering uiteindelijk positief ten aanzien van de V.I. adviseert, blijken uit het reclasseringsrapport en de toelichting van Rogge ter terechtzitting stevige bezwaren. Gezien de grote hoeveelheid risicofactoren, de negatieve houding en enkel extrinsieke motivatie van [verdachte] , is de rechtbank van oordeel dat door het stellen van voorwaarden het recidiverisico voor misdrijven onvoldoende kan worden ingeperkt.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33a, 33b, 36b, 36d, 45, 46, 47, 55, 57, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

13.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
[verdachte] wordt hierna als ‘verdachte’ aangeduid.
Verklaart het onder 2, 3, 4 en 6 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 5, 7 primair en 8 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van voorbereiding van afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en/of van diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 5:
Diefstal door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 7:
Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 8:
Eendaadse samenloop van
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
vijf jaar.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.

Verklaart verbeurdhet item met nummer 1, zoals vermeld op de beslaglijst.
Verklaart onttrokken aan het verkeerhet item met nummer 2, zoals vermeld op de beslaglijst.
Gelast de teruggave aan verdachtevan de items met nummers 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 13, 14, 15 en 16, zoals vermeld op de beslaglijst.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het item met nummer 17, zoals vermeld op de beslaglijst.

Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van 29 augustus 2012 in de zaak met parketnummer 13/660066-11, namelijk
twee maanden gevangenisstraf.

Wijst toe de vordering strekkende tot het geheel achterwege laten van de voorwaardelijke invrijheidstellingin de zaak met parketnummer 23/002682-13 en V.I.-zaaknummer 99/000369-25.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.B. Martens, voorzitter,
mrs. M.C. Eggink en V.V. Essenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Stockmann, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 januari 2018.

Voetnoten

1.Proces verbaal van verdenking (1) d.d. 2 augustus 2016, BOB-dossier documentcode 6924611.
2.Proces-verbaal van verdenking (2) d.d. 10 augustus 2016, BOB-dossier documentcode 7007984.
3.Proces-verbaal aanvraag stelselmatige observatie ex art. 126g Sv d.d. 28 september 2016, BOB-dossier documentcode 7153158.
4.Proces-verbaal van verdenking (2) d.d. 10 augustus 2016, BOB-dossier documentcode 7007984.
5.Proces-verbaal aanvraag opnemen van vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel ex art. 126l Sv d.d. 6 oktober 2016, BOB-dossier documentcode 7194276.
6.Wijziging bevel observatie ex art. 126g/126o Sv d.d. 29 september 2016, BOB-dossier achter aanvraag met documentcode 7153158.
7.Bevel tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel d.d. 7 oktober 2016, BOB-dossier achter aanvraag met documentcode 7194276.
8.Bevel opnemen van (tele)communicatie d.d. 25 augustus 2016, BOB-dossier achter aanvraag met documentcode 7056252.
9.Bevel opnemen van (tele)communicatie d.d. 28 oktober 2016, BOB-dossier [medeverdachte 4] .
10.Proces-verbaal aanvraag bevel opnemen (tele)communicatie d.d. 27 oktober 2016, BOB-dossier [medeverdachte 4] documentnummer 7271971.
11.Bevel opnemen van (tele)communicatie d.d. 1 december 2016, BOB-dossier [medeverdachte 3] .
12.Proces-verbaal aanvraag bevel opnemen (tele)communicatie d.d. 29 november 2016, BOB-dossier [medeverdachte 3] documentnummer 7422760.
13.Bevel opnemen van (tele)communicatie d.d. 15 november 2016, BOB-dossier [medeverdachte 1] .
14.Proces-verbaal aanvraag bevel opnemen (tele)communicatie d.d. 16 november 2016, BOB-dossier [medeverdachte 1] documentnummer 7369177.
15.Bevel opnemen van (tele)communicatie d.d. 29 november 2016, BOB-dossier [medeverdachte 1] .
16.Proces-verbaal aanvraag bevel opnemen (tele)communicatie d.d. 28 november 2016, BOB-dossier [medeverdachte 2] documentnummer 7414720.
17.Proces-verbaal aanvraag vordering verstrekking verkeersgegevens telefonie d.d. 18 januari 2017, BOB-dossier [medeverdachte 5] documentnummer 7630828.
18.Proces-verbaal aanvraag vordering verstrekking verkeersgegevens telefonie d.d. 13 december 2016, BOB-dossier [medeverdachte 6] documentnummer 7473570.
19.Gerechtshof Amsterdam van 14 december 2012, ECLI:NL:GHAMS:2012:BZ0303.
20.Gerechtshof Amsterdam van 26 oktober 2016, ECLI:NNL:GHAMS:2016:4251.
21.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 november 2016, p. 1.
22.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 november 2016, p. 5.
23.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 november 2016, p. 9.
24.Proces-verbaal van bevindingen stemherkenningen d.d. 3 februari 2017, ongenummerd.
25.Proces-verbaal aanvraag bevel opnemen (tele)communicatie d.d. 28 november 2016, ongenummerd
26.Proces verbaal van bevindingen (stemherkenning) d.d. 25 november 2016, ongenummerd.
27.Proces-verbaal gebruik/eigendom [kenteken 2] d,d, 20 januari 2017, p. 361-365.
28.Proces-verbaal van bevindingen OVC-gesprekken rip Arnhem d.d. 25 november 2016, p. 11-12.
29.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 november 2016, p. 36.
30.Proces-verbaal van bevindingen OVC-gesprekken rip Arnhem d.d. 25 november 2016, p. 12-13.
31.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 december 2016, p. 220-221.
32.Proces-verbaal van bevindingen OVC-gesprekken rip Arnhem d.d. 25 november 2016, p. 14.
33.Tapgesprek sessienummer 25 d.d. 18 november 2016 19:53:07, p. 26.
34.Proces-verbaal gebruiker * [nummer 1] d.d. 6 januari 2017, p. 370.
35.Tapgesprek sessienummer 32 d.d. 18 november 2017 21:38:29, p. 27.
36.Proces-verbaal Witte Golf in Arnhem, p. 40-41.
37.Tapgesprek sessienummer 112 d.d. 19 november 2016 19:57:02, p. 28.
38.Proces-verbaal Witte Golf in Arnhem, p. 40-41
39.Proces-verbaal van bevindingen OVC-gesprekken rip Arnhem d.d. 25 november 2016, p. 14-15.
40.Proces-verbaal Witte Golf in Arnhem, p. 40-41.
41.Proces-verbaal Witte Golf in Arnhem, p. 40-41.
42.Proces-verbaal van bevindingen OVC-gesprekken rip Arnhem d.d. 25 november 2016, p. 15-16.
43.Proces-verbaal van bevindingen OVC-gesprekken rip Arnhem d.d. 25 november 2016, p. 16.
44.SMS sessienummer 326 d.d. 22 november 2016 14:28:48, p. 54.
45.Proces-verbaal van bevindingen OVC-gesprekken rip Arnhem d.d. 25 november 2016, p. 17-18.
46.Tapgesprek sessienummer 735 d.d. 26 november 2016 9:37:58, p. 58-59.
47.Tapgesprek sessienummer 781 d.d. 26 november 2016 12:47:11, p. 61.
48.Tapgesprek sessienummer 782 d.d. 26 november 2016 12:49:34, p. 62.
49.Tapgesprek sessienummer 788 d.d. 26 november 2016 13:40;43, p. 63.
50.Tapgesprek sessienummer 789 d.d. 26 november 2016 14:13:55, p. 64.
51.SMS sessienummer 790 d.d. 26 november 2016 14:15:07, p. 65.
52.Proces-verbaal van observatie zaterdag 26 november 2016 d.d. 28 november 2016, p. 123.
53.SMS sessienummer 798 d.d. 26 november 2016 15:28:41, p. 67.
54.Proces-verbaal van aanhouding d.d. 26 november 2016, persoonsdossier B. [medeverdachte 2] p. 1-2.
55.Proces-verbaal van observatie zaterdag 26 november 2016 d.d. 28 november 2016, p. 123.
56.Proces-verbaal van bevindingen betreffende verblijfplaats d.d. 1 november 2016, p. 73.
57.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming [adres 1] d.d. 27 november 2016, p. 75-77.
58.Rapporten verdovende middelen d.d. 7 en 9 december 2016, p. 144-146.
59.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming [adres 2] d.d. 27 november 2016, p. 80-81.
60.Rapport verdovende middelen d.d. 6 december 2016, p. 142.
61.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming [adres 3] d.d. 27 november 2016, p. 84-87.
62.Proces-verbaal wapenonderzoek d.d. 28 november 2016, p. 137-139.
63.Verklaring van valsheid d.d. 29 november 2016, p. 140-141.
64.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek adressen Droompark d.d. 28 november 2016, p. 90-91.
65.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming Velsen-Zuid d.d. 28 november 2016, p. 94-95.
66.Proces-verbaal wapenonderzoek d.d. 14 december 2016, p. 133-136.
67.Proces-verbaal van bevindingen doorzoeking BMW [medeverdachte 2] / [naam 3] d.d. 27 november 2016, p. 97-102.
68.Arrest van de Hoge Raad van 9 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1503.
69.Proces-verbaal van bevindingen OVC-gesprekken rip Arnhem d.d. 25 november 2016, p. 17.
70.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 november 2016, p. 89-91.
71.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 november 2016, p. 98-99.
72.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 22 februari 2017, p. 230-234.
73.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 november 2016, p. 94-95.
74.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 december 2016, p. 139-140.
75.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 november 2016, p. 98-99.
76.Tapgesprek sessienummer 5927 d.d. 6 november 2016, p. 39.
77.Tapgesprek sessienummer 5953 d.d. 6 november 2016, p. 41.
78.Proces-verbaal OVC-gesprekken rip Amstelveen d.d. 29 november 2016, sessienummer 67, p. 17.
79.Tapgesprek sessienummer 20299 d.d. 6 november 2016, p. 51.
80.SMS sessienummer 6057 d.d. 6 november 2016, p. 55.
81.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 december 2016, p. 64-70.
82.Proces-verbaal huurauto [medeverdachte 3] d.d. 13 januari 2017, p. 127-130.
83.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 december 2016, p. 64-70.
84.Tapgesprek sessienummer 20747 d.d. 7 november 2016, p. 77.
85.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 december 2016, p. 64-70.
86.Proces-verbaal [verdachte] mee bij rip Amstelveen d.d. 2 december 2016, p. 72-73.
87.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 maart 2017, p. 185-187.
88.Proces-verbaal [verdachte] mee bij rip Amstelveen d.d. 2 december 2016, p. 72-73.
89.Proces-verbaal huurauto [medeverdachte 3] d.d. 13 januari 2017, p. 127-130.
90.Proces-verbaal [verdachte] mee bij rip Amstelveen d.d. 2 december 2016, p. 71-74.
91.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 december 2016, p. 64-70.
92.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 december 2016, p. 131-133.
93.Proces-verbaal OVC-gesprekken rip Amstelveen d.d. 29 november 2016, sessienummer 68, p. 17.
94.Proces-verbaal OVC-gesprekken rip Amstelveen d.d. 29 november 2016, sessienummer 68, p. 17-18.
95.Proces-verbaal van bevindingen Daewoo Matiz d.d. 2 december 2016, p. 87-88.
96.Proces-verbaal OVC-gesprekken rip Amstelveen d.d. 29 november 2016, sessienummer 68, p. 19.
97.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] [slachtoffer 1] d.d. 11 januari 2017, p. 170-173.
98.Proces-verbaal bevindingen observatie door [verdachte] d.d. 2 december 2016, p. 83-86.
99.Proces-verbaal OVC-gesprekken rip Amstelveen d.d. 29 november 2016, sessienummer 68, p. 17-23.
100.Proces-verbaal OVC-gesprekken rip Amstelveen d.d. 29 november 2016, sessienummer 65, p. 15-16.
101.Proces-verbaal OVC-gesprekken rip Amstelveen d.d. 29 november 2016, sessienummer 70, p. 24.
102.Proces-verbaal OVC-gesprekken rip Amstelveen d.d. 29 november 2016, sessienummer 78 p. 24.
103.Proces-verbaal OVC-gesprekken rip Amstelveen d.d. 29 november 2016, sessienummer 79, p. 25-26.
104.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 december 2016, p. 134-135.
105.Proces-verbaal [verdachte] komt Turk van Amstelveen tegen d.d. 28 november 2016, p. 100-102.
106.Proces-verbaal tapgesprek [medeverdachte 3] komt [bijnaam 6] tegen d.d. 28 november 2016, p. 106-108.
107.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] [slachtoffer 1] d.d. 11 januari 2017, p. 170-173.
108.Tapgesprek sessienummer 19423 d.d. 6 november 2016, p. 38.
109.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 november 2016, p. 94-95.
110.Proces-verbaal OVC-gesprekken rip Amstelveen d.d. 29 november 2016, sessienummer 65, p. 15-16.
111.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] [medeverdachte 3] d.d. 6 december 2016, p. 162.
112.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 december 2016, p. 64-70.
113.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 december 2016, p. 131-133.
114.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 december 2016, p. 69-70.
115.Proces-verbaal bevindingen reclassering d.d. 4 januari 2017, p. 141.
116.Tapgesprek sessienummer 20778 d.d. 7 november 2016, p. 80.
117.Proces-verbaal huurauto [medeverdachte 3] d.d. 13 januari 2017, p. 127-130.
118.Tapgesprek sessienummer 20819 d.d. 7 november 2016, p. 81.
119.Proces-verbaal van aangifte d.d. 14 oktober 2016, p. 73-76.
120.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 november 2016, p. 87-88.
121.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 december 2016, p. 89-90.
122.Tapgesprek sessienummer 305 d.d. 13 oktober 2016, p. 33.
123.Tapgesprek sessienummer 392 d.d. 14 oktober 2016, p. 35-36.
124.Tapgesprek sessienummer 287 d.d. 13 oktober 2016, p. 28.
125.Tapgesprek sessienummer 292 d.d. 13 oktober 2016, p. 29.
126.Tapgesprek sessienummer 296 d.d. 13 oktober 2016, p. 32.
127.Tapgesprek sessienummer 305 d.d. 13 oktober 2016, p. 33.
128.Tapgesprek sessienummer 293 d.d. 13 oktober 2016, p. 30-31.
129.Tapgesprek sessienummer 392 d.d. 14 oktober 2016, p. 35-36.
130.Tapgesprek sessienummer 512 d.d. 15 oktober 2016, p. 37.
131.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 oktober 2016, p. 1-2.
132.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 oktober 2016, p. 25,
133.Proces-verbaal verhoor verdachte [naam 7] d.d. 3 januari 2017, p. 111-119.
134.Tapgesprek sessienummer 293 d.d. 13 oktober 2016, p. 30-31.
135.Tapgesprek sessienummer 2464 d.d. 28 oktober 2016, p. 53.
136.Tapgesprek sessienummer 293 d.d. 13 oktober 2016, p.30-31.
137.Tapgesprek sessienummer 292 d.d. 13 oktober 2016, p. 29.
138.Tapgesprek sessienummer 296 d.d. 13 oktober 2016, p. 32.
139.Tapgesprek sessienummer 392 d.d. 14 oktober 2016, p. 35-36.
140.Tapgesprek sessienummer 512 d.d. 15 oktober 2016, p. 37.
141.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 november 2016, p. 85-86.
142.Tapgesprek sessienummer 293 d.d. 13 oktober 2016, p. 30-31.
143.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 november 2016, p. 91-92
144.Tapgesprek sessienummer 512 d.d. 15 oktober 2016, p. 37.
145.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 5] d.d. 31 juli 2016, p. 21-28.
146.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 6] d.d. 1 augustus 2016, p. 40-45.
147.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam getuige 3] d.d. 1 augustus 2016, p. 156-157.
148.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam getuige 4] d.d. 1 augustus 2016, p. 163-166.
149.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 juli 2016, p. 73.
150.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam getuige 6] d.d. 1 augustus 2016, p. 160-162.
151.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam getuige 7] d.d. 2 augustus 2016, p. 167.
152.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam getuige 8] d.d. 2 augustus 2016, p. 172-175.
153.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam getuige 8] d.d. 2 augustus 2016, p. 176, 180.
154.Proces-verbaal van aangifte [naam getuige 9] d.d. 2 augustus 2016, p. 182-186.
155.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam getuige 10] d.d. 1 augustus 2016, p. 158-159.
156.Proces-verbaal van bevindingen meldkamergesprek d.d. 2 augustus 2016, p. 58.
157.Proces-verbaal van analyse voertuigbewegingen d.d. 3 oktober 2016, p. 104.
158.Proces-verbaal van analyse voertuigbewegingen d.d. 3 oktober 2016, p. 104-105.
159.Proces-verbaal van analyse voertuigbewegingen d.d. 3 oktober 2016, p. 111.
160.Proces-verbaal van bevindingen uitkijken camerabeelden [adres 11] d.d. 1 augustus 2016, p. 75-76.
161.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 augustus 2016, p. 63.
162.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam getuige 1] d.d. 10 november 2016, p. 207-208.
163.Proces-verbaal van analyse voertuigbewegingen d.d. 3 oktober 2016, p. 113.
164.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam getuige 1] d.d. 10 november 2016, p. 207-208.
165.Proces-verbaal van analyse voertuigbewegingen d.d. 3 oktober 2016, p. 113.
166.Proces-verbaal van analyse voertuigbewegingen d.d. 3 oktober 2016, p. 113.
167.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam getuige 1] d.d. 10 november 2016, p. 208.
168.Proces-verbaal van analyse voertuigbewegingen d.d. 3 oktober 2016, p. 113-115.
169.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam getuige 1] d.d. 10 november 2016, p. 208.
170.Proces-verbaal van analyse voertuigbewegingen d.d. 3 oktober 2016, p. 115.
171.Proces-verbaal van meervoudige fotobewijsconfrontatie d.d. 17 januari 2017, p. 213, 214, 218.
172.Proces-verbaal van analyse voertuigbewegingen d.d. 3 oktober 2016, p. 115-117.
173.Proces-verbaal van analyse voertuigbewegingen d.d. 3 oktober 2016, p. 117-118.
174.Proces-verbaal van analyse voertuigbewegingen d.d. 3 oktober 2016, p. 118-119.
175.Proces-verbaal van analyse voertuigbewegingen d.d. 3 oktober 2016, p. 120.
176.Proces-verbaal van analyse voertuigbewegingen d.d. 3 oktober 2016, p. 106-108.
177.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam getuige 2] d.d. 2 augustus 2016, p. 170-171.
178.Arrest van de Hoge Raad van 28 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:3022.