ECLI:NL:CRVB:2025:977
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om schadevergoeding door het Uwv in het kader van een onderzoek naar de rechtmatigheid van een WW-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn verzoek om schadevergoeding door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant had eerder bij de rechtbank een verzoek ingediend tot veroordeling van het Uwv in de door hem geleden schade, welke was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de voorbereidingshandelingen van het Uwv niet onrechtmatig waren, ondanks dat de besluiten van 14 december 2021 onrechtmatig waren verklaard. Appellant had van 2 december 2019 tot en met 16 mei 2021 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontvangen en had toestemming gekregen om als zelfstandige te starten. Na een onderzoek door het Uwv naar de rechtmatigheid van zijn uitkering, werd geconcludeerd dat appellant meer uren had gewerkt dan hij had opgegeven. Dit leidde tot een herziening van zijn uitkering en een terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen. Appellant verzocht om schadevergoeding, maar het Uwv wees dit verzoek af, wat leidde tot de rechtszaak. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv de zorgvuldigheid had betracht die van hem verwacht mocht worden. De Raad concludeerde dat de voorbereidingshandelingen niet onrechtmatig waren en dat er geen grond was voor aansprakelijkheid van het Uwv voor de gestelde schade.