ECLI:NL:CRVB:2025:845
Centrale Raad van Beroep
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding wegens onrechtmatig besluit en overschrijding van de redelijke termijn in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op een verzoek om schadevergoeding van appellant, die gedurende een lange periode in onzekerheid heeft verkeerd over zijn uitkeringspositie. Appellant had recht op een IVA-uitkering, maar ontving geen uitkering en heeft hierdoor jarenlang van een minimuminkomen moeten rondkomen. Het Uwv heeft appellant vergoedingen toegekend voor fiscale schade en misgelopen zorgtoeslag, maar de immateriële schadevergoeding die het Uwv voorstelde, werd door appellant als te laag ervaren. De Raad heeft de hoogte van de immateriële schadevergoeding vastgesteld op € 2.500,- en daarnaast recht op schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn tot een bedrag van € 2.000,- toegekend. De Raad heeft de Staat als partij aangemerkt in verband met de overschrijding van de redelijke termijn. De uitspraak is gedaan op 28 mei 2025, na behandeling van de zaak op een zitting op 16 april 2025, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn advocaat. De Raad heeft de kosten van de rechtsbijstand en het griffierecht ook aan het Uwv opgelegd.