ECLI:NL:CRVB:2025:460
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Anticumulatie van inkomsten en terugvordering van WAO-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de terugvordering van een WAO-uitkering van appellante, die als zelfstandige heeft gewerkt zonder haar inkomsten door te geven aan het Uwv. De Raad oordeelt dat het Uwv de inkomsten van appellante over de periode van 1 januari 2016 tot en met 30 september 2019 terecht heeft geanticumuleerd op haar WAO-uitkering, en dat de onverschuldigd betaalde uitkering van € 15.777,51 terecht is teruggevorderd. Appellante had de op haar rustende inlichtingenplicht geschonden door haar werkzaamheden als zelfstandig ondernemer niet tijdig te melden. De Raad volgt de rechtbank in haar oordeel dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien. De uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 28 januari 2022, die het beroep van appellante ongegrond verklaarde, wordt bevestigd. De Raad heeft in zijn overwegingen ook aandacht besteed aan de financiële gevolgen van de terugvordering voor appellante, maar concludeert dat het Uwv voldoende rekening heeft gehouden met haar situatie. De uitspraak bevestigt de noodzaak voor appellante om haar inkomsten tijdig te melden en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichting.