ECLI:NL:CRVB:2025:393
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering terug te komen van eerder besluit inzake WIA-uitkering
In deze zaak gaat het om de afwijzing van het verzoek van appellante om terug te komen van een eerder besluit van het Uwv van 17 mei 2019, waarin haar aanvraag voor een WIA-uitkering werd afgewezen. Appellante stelt dat er nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn die deze afwijzing onterecht maken. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt echter dat er geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden die aanleiding geven om het eerdere besluit te herzien. De rechtbank Limburg had eerder het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigt deze uitspraak. De Raad concludeert dat de door appellante ingediende verklaringen en stukken niet als nieuwe feiten kunnen worden aangemerkt, omdat deze al bekend waren ten tijde van het eerdere besluit. De Raad oordeelt dat het Uwv terecht heeft geoordeeld dat er geen reden is om terug te komen van het besluit van 17 mei 2019, en dat het verzoek van appellante om herziening van dat besluit evident onredelijk is. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.