ECLI:NL:CRVB:2025:36
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van uitkeringen op grond van de ZW, WW en TW wegens het ontbreken van een privaatrechtelijke dienstbetrekking
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van uitkeringen die aan appellant zijn toegekend op basis van de Ziektewet (ZW), Werkloosheidswet (WW) en Toeslagenwet (TW) over verschillende perioden van 2 mei 2017 tot en met 30 april 2019. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft vastgesteld dat appellant niet verzekerd was voor de werknemersverzekeringen, omdat er geen sprake was van een privaatrechtelijke dienstbetrekking tussen appellant en het kinderdagverblijf waar hij zou hebben gewerkt. Appellant heeft in hoger beroep betoogd dat het Uwv niet in staat is geweest om voldoende bewijs te leveren voor deze conclusie. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en is tot de conclusie gekomen dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellant niet verzekerd was en dat de intrekking en terugvordering van de uitkeringen gerechtvaardigd zijn. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam bevestigd, waarin het beroep van appellant tegen de besluiten van het Uwv ongegrond werd verklaard. De Raad heeft daarbij de zorgvuldigheid van het onderzoek van het Uwv onderschreven en de argumenten van appellant in hoger beroep verworpen.