ECLI:NL:CRVB:2024:1617
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van faillissementsuitkering en ZW-uitkering wegens gefingeerd dienstverband
In deze zaak staat de intrekking en terugvordering van de faillissementsuitkering en Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante centraal. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft deze besluiten genomen op basis van de conclusie dat appellante een gefingeerd dienstverband had bij Zorgbureau [naam] B.V. en daarom niet verzekerd was voor de Werkloosheidswet (WW) en ZW. Appellante heeft betoogd dat het Uwv niet voldoende bewijs heeft geleverd voor deze conclusie en dat er wel degelijk sprake was van een privaatrechtelijke dienstbetrekking. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het Uwv op basis van een intern onderzoek tot de juiste conclusie was gekomen. Appellante heeft in hoger beroep herhaald dat het Uwv onvoldoende bewijs heeft geleverd en dat er dringende redenen zijn om van intrekking en terugvordering af te zien, gezien haar persoonlijke en financiële situatie. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, waarbij de intrekking en terugvordering van de uitkeringen in stand blijven. Appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten en griffierecht.