Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van een toeslag op de WIA-uitkering van appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Raad voor de Rechtspraak heeft op 6 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de herziening van de toeslag over de periode van 1 mei 2020 tot en met 31 maart 2022, waarbij het Uwv een bedrag van € 15.441,77 aan onverschuldigd betaalde toeslag terugvorderde. Appellant stelde dat het Uwv een dringende reden had moeten aannemen om van herziening en terugvordering af te zien, maar de Raad oordeelde dat het Uwv alle relevante feiten en omstandigheden voldoende had meegewogen. De Raad bevestigde dat appellant niet op de hoogte was van zijn verplichting om wijzigingen in zijn leefsituatie door te geven, maar dat dit niet leidde tot een andere conclusie. De Raad oordeelde dat de terugvordering terecht was en dat het Uwv adequaat had gehandeld door rekening te houden met de financiële situatie van appellant, die op dat moment geen aflossingscapaciteit had. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.