Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 14 januari 2022 ongegrond.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de vraag of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) de ingangsdatum van de IVA-uitkering van een ex-werkneemster terecht heeft vastgesteld op 15 maart 2020, 52 weken voorafgaand aan het verzoek om herbeoordeling van 15 maart 2021. Het Uwv heeft in hoger beroep aangevoerd dat er geen sprake is van een bijzondere omstandigheid die zou rechtvaardigen dat de ingangsdatum eerder zou moeten zijn. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er wel een bijzondere omstandigheid aanwezig was, maar het Uwv betwist dit. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat er sprake was van een bijzonder geval. De Raad oordeelt dat het Uwv de ingangsdatum van de IVA-uitkering terecht heeft vastgesteld op 15 maart 2020, omdat de gebruikelijke regel van 52 weken voor de aanvraag van toepassing blijft. De Raad benadrukt dat de bewijslast voor het aannemen van een bijzonder geval bij de aanvrager ligt. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit wordt ongegrond verklaard.