Uitspraak
OVERWEGINGEN
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin het beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellant, die sinds 15 juni 2009 arbeidsongeschikt is door rug- en knieklachten, heeft in 2014 verzocht om herbeoordeling van zijn uitkering op basis van toegenomen beperkingen. Het Uwv heeft vastgesteld dat appellant recht heeft op een IVA-uitkering met ingang van 24 januari 2014, de datum van zijn verzoek. Appellant betwist deze ingangsdatum en stelt dat hij eerder recht had op de uitkering.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige voldoende onderzoek hebben gedaan naar de beperkingen van appellant. De Raad concludeert dat er geen voldoende aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat de ingangsdatum van de IVA-uitkering eerder had moeten zijn dan 24 januari 2014. De Raad bevestigt dat de ingangsdatum van de uitkering goed gemotiveerd is en dat het Uwv niet gehouden is om regelmatig het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) te raadplegen.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep op 1 april 2016.