In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die bijstand ontving op grond van de Participatiewet, had een hennepkwekerij in zijn woning, wat hij niet had gemeld aan het college van burgemeester en wethouders van Leiden. De rechtbank had eerder de intrekking van de bijstand en de terugvordering van de ontvangen bijstandskosten goedgekeurd, evenals de oplegging van een boete wegens schending van de inlichtingenverplichting. De Raad oordeelde dat de appellant de inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van de hennepkwekerij, die professioneel van aard was, gezien de aangetroffen apparatuur en de hoeveelheid gekweekte hennep. De Raad concludeerde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de appellant, zoals psychische problemen en financiële moeilijkheden. De rechtbank had de boete gematigd, maar de Raad verlaagde deze verder met 10% vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De uiteindelijke boete werd vastgesteld op € 198,-. De Raad bevestigde de intrekking en terugvordering van de bijstand, maar vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank voor wat betreft de hoogte van de boete.