Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de vraag of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) terecht de aanvraag van appellante om een Ziektewet (ZW)-uitkering per 10 oktober 2016 niet in behandeling heeft genomen. Appellante heeft zich op 9 oktober 2016 ziekgemeld, maar het Uwv heeft de aanvraag buiten behandeling gesteld omdat de aanvraagtermijn van vijf jaar was verstreken. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij zich tijdig ziek heeft gemeld en dat het Uwv ten onrechte geen bedrijfsarts heeft ingeschakeld. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat het Uwv op goede gronden de aanvraag niet in behandeling heeft genomen. De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij arbeidsongeschikt was in de gestelde periode en dat de betaling van een ZW-uitkering over de periode van 10 tot 24 oktober 2016 niet meer afdwingbaar is. Het hoger beroep is afgewezen en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen.