ECLI:NL:CRVB:2012:BY2397
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanvraag om ziekengeld na langdurige tijdsverloop
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 november 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanvraag van appellant voor ziekengeld, die hij in 2008/2009 indiende, terwijl hij stelde arbeidsongeschikt te zijn sinds 1994. De Raad oordeelde dat het tijdsverloop tussen de gestelde arbeidsongeschiktheid en de aanvraag onduidelijkheid met zich meebracht over de medische situatie van appellant, wat voor zijn rekening en risico kwam. De Raad stelde vast dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij in 1994 arbeidsongeschikt was in de zin van de Ziektewet (ZW). De overgelegde medische informatie, waaronder het journaal van de huisarts, bood geen aanknopingspunten voor de stelling van appellant dat hij in 1994 ziek was.
Het procesverloop begon met een besluit van het Uwv op 2 augustus 2010, waarin werd meegedeeld dat de aanvraag om ziekengeld niet verder in behandeling werd genomen vanwege onvoldoende informatie. Appellant had hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank Rotterdam bevestigde het standpunt van het Uwv en verklaarde het beroep van appellant ongegrond. In hoger beroep herhaalde appellant zijn eerdere stellingen, maar de Raad oordeelde dat deze niet met nieuwe medische gegevens waren onderbouwd.
De Raad concludeerde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de conclusie van het Uwv dat er geen eerste ziektedag kon worden vastgesteld, terecht was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werden geen gronden gevonden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 7 november 2012.