Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant, vastgesteld door het Uwv op 53,92% per 6 januari 2015, en de beëindiging van zijn WIA-uitkering per 3 februari 2023. Appellant betwist de vaststelling van zijn arbeidsongeschiktheid en stelt dat hij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank Amsterdam bevestigd, waarin werd geoordeeld dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt is, en dat de beëindiging van de uitkering gerechtvaardigd is.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant in het verleden meerdere keren ziek is geweest en dat zijn arbeidsongeschiktheid in 2010 al was vastgesteld op minder dan 35%. Na een herbeoordeling in 2022 heeft het Uwv geconcludeerd dat er geen toegenomen beperkingen waren ten opzichte van eerdere beoordelingen. De rechtbank heeft de medische beoordeling van het Uwv als zorgvuldig en adequaat beoordeeld en heeft geen aanleiding gezien om een deskundige te benoemen. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe medische informatie ingebracht die zijn standpunt onderbouwt.
De Raad concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de medische beoordeling van het Uwv juist is en dat de geselecteerde functies voor appellant medisch geschikt zijn. Het hoger beroep van appellant wordt afgewezen, en de eerdere besluiten van het Uwv blijven in stand.