ECLI:NL:CRVB:2024:592
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing recht op kinderbijslag voor appellante wegens gebrek aan ingezetenschap in Nederland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van de aanvraag van appellante voor kinderbijslag over het derde kwartaal van 2022. De Raad volgt het oordeel van de rechtbank Amsterdam, die eerder op 26 mei 2023 het beroep van appellante ongegrond verklaarde. De rechtbank oordeelde dat appellante op de peildatum van 1 juli 2022 geen ingezetene van Nederland was, omdat zij op dat moment geen duurzame band van persoonlijke aard met Nederland had opgebouwd. Appellante, geboren in Nederland, had in de jaren daarvoor in Egypte gewoond en was pas sinds 2 juni 2022 weer in Nederland. Op de peildatum verbleef zij bij haar vader en had zij geen zelfstandige woonruimte, werk of wezenlijke bindingen in Nederland. De Raad concludeert dat appellante op de peildatum niet voldeed aan de voorwaarden voor ingezetenschap zoals gesteld in de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). Hierdoor heeft zij geen recht op kinderbijslag voor het derde kwartaal van 2022. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af, wat betekent dat de afwijzing van de kinderbijslag in stand blijft. Appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.