In deze zaak heeft appellant op 26 oktober 2021 een aanvraag om bijzondere bijstand ingediend voor medicijnkosten. Het college van burgemeester en wethouders van Heemstede heeft deze aanvraag afgewezen, omdat appellant de naam van de medicijnen niet heeft verstrekt, wat volgens het college in strijd was met zijn inlichtingenverplichting. Appellant heeft geweigerd deze informatie te geven, met een beroep op zijn recht op privacy. De Raad voor de Rechtspraak heeft geoordeeld dat het college niet de naam van de medicijnen hoeft te weten om de aanvraag te kunnen beoordelen. De Raad stelt vast dat de Zorgverzekeringswet een voorliggende voorziening is voor de kosten van medicijnen, waardoor het college niet bevoegd is om bijzondere bijstand te verlenen. De Raad concludeert dat appellant zijn inlichtingenverplichting niet heeft geschonden, maar dat hij desondanks geen recht heeft op bijzondere bijstand, omdat er geen zeer dringende redenen zijn die een uitzondering rechtvaardigen. De uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die de afwijzing van de aanvraag in stand heeft gelaten, wordt bevestigd. Appellant krijgt wel een vergoeding voor de proceskosten van in totaal € 3.500,- en het college moet het griffierecht van € 186,- vergoeden.