Uitspraak
Datum uitspraak: 29 september 2023
AFDELINGBESTUURSRECHTSPRAAK
opposant,
Overwegingen
lid van de enkelvoudige kamer
griffier
Raad van State
In deze uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, gedateerd 29 september 2023, wordt het verzet van [opposant] tegen een eerdere uitspraak van 6 juli 2022 behandeld. In die eerdere uitspraak had de Afdeling zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het hoger beroep van [opposant] tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De Afdeling kan zich alleen zonder zitting onbevoegd verklaren als dat 'kennelijk' het geval is, wat betekent dat er geen twijfel mogelijk is over de onbevoegdheid. De rechter die op het verzet beslist, moet beoordelen of de Afdeling terecht heeft geoordeeld dat zij niet de bevoegde rechter is en of daar geen twijfel over mogelijk is. In het verzet heeft [opposant] aangevoerd dat zijn gronden niet zijn besproken en dat zijn recht op toegang tot de rechter is geschonden.
De Afdeling oordeelt dat de eerdere uitspraak ten onrechte is gedaan zonder dat [opposant] is gehoord, ondanks zijn verzoek daartoe. Dit heeft geleid tot een schending van het fundamentele rechtsbeginsel van een eerlijk proces, in strijd met artikel 6 van het EVRM. De Afdeling concludeert dat het verzet gegrond is, wat betekent dat de eerdere uitspraak vervalt en de behandeling van het hoger beroep wordt hervat. De uitspraak benadrukt het belang van een eerlijke procesvoering en de noodzaak om partijen de gelegenheid te geven om gehoord te worden in procedures die hen aangaan.