Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
re-integratie-inspanningen van appellante onvoldoende zijn geweest en dat er geen deugdelijke grond is voor dit verzuim. Bij besluit van 3 december 2020 heeft het Uwv aan appellante een loonsanctie opgelegd. Appellante moet het loon aan betrokkene doorbetalen tot 11 januari 2022.
re-integratie is volledig te wijten aan de coronamaatregelen en het werken op kantoor stagneerde ook door het coronavirus. Pas vlak voor het indienen van de WIA-aanvraag bleek dat betrokkene zich niet in staat achtte op kantoor te werken.
Het oordeel van de Raad
De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
re-integratie-inspanningen van appellante.
re-integratiekansen zijn gemist. Het oordeel van de rechtbank dat ten onrechte het tweede spoortraject niet is gestart, wordt ook onderschreven. Wat appellante in hoger beroep hierover heeft aangevoerd is in essentie een herhaling van wat zij in beroep bij de rechtbank heeft aangevoerd en geeft geen aanleiding om anders te oordelen dan de rechtbank. Hieraan wordt het volgende toegevoegd.
re-integratie uitgegaan van de door de bedrijfsarts vermelde (functionele) beperkingen. Daarbij is uitgegaan van geen benutbare mogelijkheden tot omstreeks 17 februari 2020 en van een geleidelijke opbouw in uren in de periode daarna. Tussen partijen bestond over de belastbaarheid van betrokkene geen verschil van inzicht. Het inschakelen van een verzekeringsarts was daarom niet aan de orde.
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
W.R. van der Velde als leden, in tegenwoordigheid van A.M. Korver als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2024.