Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
22 juli 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2426 en 18 november 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4130.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de vraag of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) terecht een loonsanctie heeft opgelegd aan appellante, een V.O.F., omdat de re-integratie-inspanningen van de werkgeefster onvoldoende zouden zijn geweest. Betrokkene, een manager manege/instructrice, had zich op 5 september 2017 ziekgemeld en had op 4 juni 2019 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd. Het Uwv oordeelde dat appellante niet voldoende re-integratie-inspanningen had verricht en legde een loonsanctie op, die de doorbetaling van loon aan betrokkene tot 2 september 2020 verlengde.
Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat zij wel degelijk voldoende inspanningen had geleverd. De rechtbank Noord-Holland had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarop appellante in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht de loonsanctie heeft opgelegd. De Raad oordeelde dat appellante tekort is geschoten in haar re-integratie-inspanningen, ondanks dat er beperkte arbeidsmogelijkheden voor betrokkene waren. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of griffierecht, omdat het hoger beroep niet slaagde.