1.2.Op 28 augustus 2012 heeft appellante bij het Uwv een verzoek ingediend om de opgelegde loonsanctie op te heffen, omdat zij meent dat zij met de door haar genoemde activiteiten de tekortkomingen in de re-integratie-inspanningen heeft hersteld. Met verwijzing naar het rapport van een arbeidsdeskundige van 5 september 2012 heeft het Uwv bij besluit van 6 september 2012 dat verzoek afgewezen op de grond dat appellante de tekortkoming(en) nog niet heeft hersteld. Appellante heeft ook tegen het besluit van 6 september 2012 bezwaar gemaakt. Bij besluit van 21 november 2012 (bestreden besluit 2) is het bezwaar ongegrond verklaard. Daaraan is ten grondslag gelegd een rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 20 november 2012.
2. De rechtbank heeft de beroepen van appellante tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank - samengevat - heeft het Uwv terecht de conclusie getrokken dat appellante onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht zonder dat daarvoor een deugdelijke grond bestaat. De rechtbank heeft daarbij van belang geacht dat het in de periode vanaf juli 2011 niet is gekomen tot relevante
re-integratie-activiteiten, terwijl belanghebbende wel in staat was om aangepaste arbeid te verrichten. Uitgaande van de beperkte belastbaarheid van belanghebbende heeft appellante hem geen enkele taak aangeboden, is er niet gezocht naar passende activiteiten en zijn er, voor zover er bij appellante dergelijke mogelijkheden niet zouden zijn, in het geheel geen activiteiten in het zogenoemde tweede spoor in gang gezet. Voorts is de rechtbank van oordeel dat het Uwv terecht het verzoek om bekorting van de loonsanctie heeft afgewezen, nu met name onduidelijk is gebleven dat appellante het tweedespoortraject daadwerkelijk heeft ingezet ondanks dat een trajectplan aanwezig is. Tot slot heeft de rechtbank appellante niet gevolgd in haar standpunt dat het Uwv haar een resultaatsverplichting heeft opgelegd. Daartoe heeft de rechtbank erop gewezen dat op grond van de Beleidsregels beoordelingskader poortwachter (Besluit van 3 december 2002, Stcrt. 2002, 236, gewijzigd bij Besluit van
17 oktober 2006, Stcrt. 2006, 224) (Beleidsregels) het uitblijven van een bevredigend resultaat in het algemeen niet leidt tot het opleggen van een loonsanctie wanneer een werkgever voldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht.
3. Appellante heeft zich met die uitspraak niet kunnen verenigen. In hoger beroep heeft zij in essentie de gronden van bezwaar en beroep herhaald. Volgens appellante heeft zij gedaan wat in redelijkheid van haar kan worden gevraagd. Daaraan is toegevoegd dat belanghebbende niet in staat was te re-integreren vanwege volledige arbeidsongeschiktheid en langdurige behandelingen in diverse klinieken. Volgens de arbodienst is het onbegrijpelijk dat het Uwv bij belanghebbende wel benutbare mogelijkheden zag. Bovendien heeft het onderzoek van de verzekeringsarts geruime tijd na de spreekuurcontacten van de (verschillende) bedrijfsartsen plaatsgevonden, zodat uit dat onderzoek niet kan volgen dat de beoordeling van de bedrijfsartsen onjuist was. Voorts heeft appellante erop gewezen dat de loonsanctie tot uiterlijk 22 december 2012 had mogen worden opgelegd, omdat het Uwv het besluit van
29 december 2011 te laat heeft genomen. Met betrekking tot de weigering om de loonsanctie te bekorten heeft appellante erop gewezen dat zij na het opleggen van de loonsanctie direct is begonnen met het herstel van de tekortkomingen. De informatie van het Uwv is daarbij zeer gebrekkig geweest, omdat van de vier door het Uwv genoemde herstelpunten alleen nog de vierde van toepassing bleek. Appellante blijft erbij dat het Uwv haar een resultaatsverplichting heeft opgelegd. Tot slot heeft appellante tenietdoening van de loonsanctie en toekenning van een schadevergoeding van in totaal € 7.915,37 exclusief wettelijke rente gevraagd. Ook heeft zij om bekorting van de loonsanctie verzocht met ingang van 22 september 2012 en om veroordeling van het Uwv in de proceskosten.
4. In zijn verweerschrift heeft het Uwv het standpunt gehandhaafd dat de loonsanctie terecht is opgelegd en het verzoek tot bekorting terecht is afgewezen. Hij heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
5. De Raad komt tot de volgende beoordeling.