In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld over de korting op de bezoldiging van appellante door het dagelijks bestuur van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. De korting van 30% op de bezoldiging werd per 21 november 2018 toegepast, nadat appellante zich op 30 oktober 2017 ziek had gemeld. De Raad oordeelde dat appellante geen recht had op schadevergoeding wegens schending van de zorgplicht, omdat zij niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van buitensporige werkomstandigheden. De Raad kwam tot de conclusie dat het dagelijks bestuur de ingangsdatum van de korting op de bezoldiging terecht had vastgesteld. De rechtbank had eerder het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de Raad vernietigde deze uitspraak en verklaarde het beroep ongegrond. De Raad benadrukte dat de omstandigheden in de werkomgeving van appellante niet als buitensporig konden worden aangemerkt en dat de zorgplicht van het dagelijks bestuur niet was geschonden. De uitspraak van de Raad is gedaan op 22 januari 2024.