Uitspraak
20 773 WIA
14 januari 2020, 18/3100 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 maart 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de gemeente Goeree-Overflakkee tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een loonsanctie die is opgelegd aan de gemeente omdat de re-integratie-inspanningen van de werkneemster onvoldoende zouden zijn geweest. De werkneemster, die sinds 1 januari 2013 als klantadviseur werkte, viel op 5 september 2015 uit vanwege lichamelijke klachten. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering in 2017, heeft het Uwv besloten om de loonsanctie op te leggen, omdat de gemeente niet voldoende re-integratie-inspanningen had verricht. De gemeente heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft in de eerdere uitspraak geoordeeld dat er geen reden was om te twijfelen aan de medische beoordeling door het Uwv. De verzekeringsartsen hebben de relevante medische informatie van de reumatoloog in overweging genomen en vastgesteld dat de werkneemster onvoldoende re-integratie-inspanningen had verricht. In hoger beroep heeft de gemeente opnieuw aangevoerd dat het Uwv is uitgegaan van een verkeerde diagnose en dat er geen re-integratiekansen zijn gemist. De Raad heeft echter geoordeeld dat de argumenten van de gemeente niet opgingen en dat het Uwv de juiste diagnose heeft meegenomen in zijn beoordeling.
De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en concludeert dat de loonsanctie terecht is opgelegd. De gemeente heeft niet aangetoond dat zij voldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht en de toekenning van een IVA-uitkering aan de werkneemster na de loonsanctieperiode kan niet worden gebruikt om te concluderen dat de loonsanctie onterecht was. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.