ECLI:NL:CRVB:2021:1763
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake loonsanctie en re-integratie-inspanningen in het kader van de Wet WIA
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de appellante, een werkgever, in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) een loonsanctie is opgelegd. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de haalbaarheidsonderzoeken die zijn uitgevoerd, zijn gebaseerd op een onjuiste vastgestelde belastbaarheid van de werknemer, wat heeft geleid tot onvoldoende onderbouwde conclusies. De Raad bevestigt dat de appellante onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht, omdat zij niet tijdig een tweede spoortraject heeft ingezet, ondanks dat er mogelijkheden waren voor de werknemer om in andere functies te worden herplaatst. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de appellante niet deugdelijke gronden heeft aangevoerd voor haar verweer. Het verzoek om schadevergoeding op basis van overschrijding van de redelijke termijn wordt afgewezen, omdat de appellante geen immateriële schade heeft aangetoond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.