ECLI:NL:CRVB:2023:491
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Opleggen van disciplinaire straf van ontslag wegens ernstig plichtsverzuim van ambtenaar
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, een ambtenaar van de gemeente Rotterdam, was op 1 juni 2002 in dienst getreden en had zich op 9 januari 2017 ziek gemeld na een val. Na zijn herstel meldde hij zich op 3 februari 2018 weer, maar viel op 17 januari 2019 opnieuw uit vanwege een vervolgoperatie. In juli 2019 werd een integriteitsonderzoek gestart omdat er vermoedens waren dat de appellant nevenwerkzaamheden verrichtte als sushibezorger. Het onderzoek leidde tot de conclusie dat de appellant ernstig plichtsverzuim had gepleegd door deze werkzaamheden niet te melden aan zijn leidinggevenden en de bedrijfsarts, terwijl hij volledig arbeidsongeschikt was gemeld. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam legde hem op 27 december 2019 disciplinair ontslag op. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond. In hoger beroep heeft de Raad de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het college terecht het ontslag heeft opgelegd. De Raad oordeelde dat de appellant niet alleen de plichtsverzuim had gepleegd, maar ook dat hij dit gedrag bewust had willen verbloemen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.