ECLI:NL:CRVB:2022:1251
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ambtsbericht wegens ernstig wangedrag van opsporingsambtenaar tijdens ziekte
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Den Haag. De appellant, werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee, had een ambtsbericht opgelegd gekregen door de minister wegens ernstig wangedrag. Dit wangedrag bestond uit het verrichten van werkzaamheden tijdens ziekte en het uitvoeren van nevenwerkzaamheden zonder toestemming. De Raad oordeelde dat de appellant niet kon worden gevolgd in zijn stelling dat hij geen wangedrag had gepleegd. De Raad benadrukte dat opsporingsambtenaren hoge eisen van betrouwbaarheid en naleving van regels moeten hanteren. De appellant had niet de juiste procedure gevolgd en had niet gewacht op toestemming voor zijn nevenwerkzaamheden. De Raad bevestigde dat het aan de appellant opgelegde ambtsbericht, dat zes jaar geldig is, een passende reactie was op het gepleegde wangedrag. De uitspraak van de rechtbank, die het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard, werd bevestigd. De Raad oordeelde dat de argumenten van de appellant in hoger beroep niet nieuw waren en dat de rechtbank al eerder over deze punten had geoordeeld. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.