Uitspraak
22.965 WIA
24 februari 2022, 21/4147 (aangevallen uitspraak)
31 augustus 2022 ingestuurd. Daarop heeft het Uwv gereageerd.
A.M.M. Schalkwijk.
OVERWEGINGEN
WGA-uitkering op grond van op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 52,83%. Deze loongerelateerde WGA-uitkering is met ingang van 17 mei 2012 omgezet in een
WGA-loonaanvullingsuitkering.
1 oktober 2016 toegenomen arbeidsongeschikt gemeld. Bij besluit van 20 november 2017 heeft het Uwv deze WIA-aanvraag afgewezen omdat appellante per 1 oktober 2016 niet verzekerd was voor de WIA. Tegen dit besluit heeft appellante geen rechtsmiddelen aangewend.
.Hij heeft geen reden gezien om af te wijken van het oordeel van de primaire verzekeringsarts van 7 mei 2021.
8 september 2021 gemotiveerd heeft toegelicht waarom er geen arts bij de hoorzitting in bezwaar aanwezig was en waarom er geen spreekuur in bezwaar heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft die uitleg gevolgd en heeft niet ingezien dat het medisch onderzoek in de bezwaarfase onzorgvuldig was. Daarbij heeft de rechtbank gewezen op de uitspraak van de Raad van 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491.
8 september 2021 heeft geoordeeld dat per januari 2018 sprake was van een verslechtering van de gezondheid van appellante. Volgens deze arts is de ‘huidige’ toename van beperkingen veroorzaakt door buiten de WIA verzekerde periode ontstane klachten van:
WIA-uitkering in 2016 sprake van nek- en schouderklachten. De psychische klachten bestaan volgens appellante ook al jaren en zij is daarvan nooit volledig hersteld. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft appellante in hoger beroep een contra-expertise ingestuurd van psychiater M. van Beem (Van Beem) en verzekeringsarts Ch.H.C. Lemmers (Lemmers) van 31 augustus 2022.
19 mei 2022 en naar de reactie van deze arts van 21 november 2022 op het door appellante in hoger beroep ingestuurde rapport van 31 augustus 2022 van Van Beem en Lemmers.
Uwv-arts bezwaar in zijn rapport van 8 september 2021 vastgesteld dat de toename van beperkingen is veroorzaakt door buiten de voor de WIA verzekerde periode ontstane klachten van de rechterschouder/arm door (behandeling wegens) een mammacarcinoom rechts, nekklachten (slijtage) en psychische klachten door diverse zaken, ontstaan in een
niet-verzekerde periode. Hij heeft geconcludeerd dat hij niet afwijkt van de visie van de primaire verzekeringsarts van 7 mei 2021. Van zijn oordeel dat de psychische klachten zijn toegenomen doch zijn ontstaan in een niet-verzekerde periode, is hij in hoger beroep in zijn rapport van 19 mei 2022 terug gekomen. Hij heeft gemotiveerd dat de psychische klachten weliswaar uit dezelfde ziekteoorzaak voortvloeien maar dat geen sprake is van een toename van de psychische klachten. In het verleden waren er namelijk al psychische klachten en er zijn in 2018 ook milde psychische klachten, zonder dat sprake is van behandeling. Hij heeft zich achter het oordeel van de primaire verzekeringsarts gesteld dat inhoudt dat er in januari 2018 geen sprake was van een toename van psychische klachten. Dit gezien de activiteiten van appellante in de thuissituatie. Zij hielp de kinderen met thuislessen tijdens de coronapandemie en deed kleine huishoudelijke klusjes daarnaast.
.De proceskosten worden vastgesteld op een totaalbedrag van € 6.246,74.
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 6.246,74;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 185,- vergoedt.