ECLI:NL:CRVB:2023:284
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzekering op grond van de Wet langdurige zorg voor ingezetenen en de beoordeling van duurzame banden met Nederland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 februari 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die betwistte dat hij vanaf 1 juni 2020 niet als ingezetene verzekerd was voor de Wet langdurige zorg (Wlz). De appellant, die sinds 2006 in China woont, had verzocht om een Wlz-verklaring, maar de Sociale verzekeringsbank (Svb) had hem als niet-ingezetene aangemerkt. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van de appellant ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep. De Raad oordeelde dat, hoewel de appellant sterke bindingen met Nederland heeft, de omstandigheden niet voldoende waren om een duurzame band van persoonlijke aard aan te nemen. De Raad benadrukte dat de appellant sinds 2006 in China woont en dat zijn intentie om zich daar te vestigen, blijkt uit zijn uitschrijving uit de Basisregistratie Personen (BRP). De Raad concludeerde dat de appellant niet als ingezetene kon worden aangemerkt en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De uitspraak heeft implicaties voor de beoordeling van ingezetenschap en de verzekeringsplicht onder de Wlz.