In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die in China woont, en de Sociale Verzekeringsbank (Svb) over zijn verzekering op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Eiser was van mening dat hij verzekerd was, omdat hij een duurzame band van persoonlijke aard met Nederland had, ondanks dat hij sinds 2006 in China woont en daar is uitgeschreven bij de Basisregistratie Personen (Brp). De Svb had echter vastgesteld dat eiser vanaf 1 juni 2020 niet verzekerd was, omdat hij niet in Nederland woont of werkt. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij zijn binding met Nederland benadrukte, zoals familie, vrienden, en financiële verplichtingen.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat de Svb terecht had geoordeeld dat eiser niet als ingezetene van Nederland kon worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de uitschrijving uit de Brp en het feit dat eiser het merendeel van het jaar in China verblijft, wijzen op de intentie om zich daar te vestigen. Eiser heeft weliswaar bindingen met Nederland, maar deze zijn niet voldoende om te concluderen dat er sprake is van een duurzame band van persoonlijke aard. De rechtbank heeft ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel verworpen, omdat de door eiser aangehaalde zaken niet vergelijkbaar waren met zijn situatie.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat eiser geen gelijk kreeg in zijn verzoek om verzekering op grond van de Wlz. Er was geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.