ECLI:NL:CRVB:2023:2500

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
29 december 2023
Zaaknummer
23/165 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van ouderdomspensioen naar de norm van een gehuwde in het kader van geregistreerd partnerschap en duurzaam gescheiden leven

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening van het ouderdomspensioen van appellant door de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellant ontving sinds 24 september 2014 een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) naar de norm van een ongehuwde. Na het aangaan van een geregistreerd partnerschap op 19 januari 2021 met [B.], heeft de Svb het pensioen herzien naar de norm van een gehuwde, omdat appellant en zijn partner niet duurzaam gescheiden van elkaar leven. Appellant was het niet eens met deze herziening en heeft hoger beroep ingesteld.

De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld. Appellant en [B.] bezitten samen een woning en zijn beide ingeschreven op hetzelfde adres in de basisregistratie personen (BRP). De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellant slechts recht had op een ouderdomspensioen naar de norm van een ongehuwde als er sprake was van duurzaam gescheiden leven. De Svb had aangetoond dat dit niet het geval was, en de rechtbank heeft dit oordeel bevestigd.

In hoger beroep heeft de Raad geconcludeerd dat de herziening van het ouderdomspensioen terecht was. De Raad oordeelde dat appellant en zijn partner niet duurzaam gescheiden leven, ondanks de argumenten van appellant dat zij een zakelijke relatie hebben en gescheiden huishoudens voeren. De Raad heeft vastgesteld dat de feitelijke omstandigheden, zoals gezamenlijke eigendom van een woning en inschrijving op hetzelfde adres, wijzen op een financiële en sociale verwevenheid. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

23/165 AOW
Datum uitspraak: 21 december 2023
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 23 december 2022, 22/1283 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift en een aanvullend verweerschrift ingediend.
Appellant heeft op het aanvullende verweerschrift gereageerd.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 16 november 2023. Appellant is verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N. Diamant.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

Deze zaak gaat over de vraag of de Svb het ouderdomspensioen van appellant terecht heeft herzien naar de norm van een gehuwde omdat appellant een geregistreerd partnerschap is aangegaan. De Raad oordeelt dat de herziening terecht is, omdat appellant en zijn partner niet duurzaam gescheiden van elkaar leven.

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant ontving sinds 24 september 2014 een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) naar de norm van een ongehuwde. Op 19 januari 2021 is appellant een geregistreerd partnerschap aangegaan met [B.]. Op 24 juni 2021 heeft de Svb daar een bericht van ontvangen, waarna de Svb onderzoek heeft verricht naar de situatie van appellant.
1.2.
Met een besluit van 16 maart 2022 heeft de Svb het ouderdomspensioen van appellant vanaf maart 2022 herzien naar de norm van een gehuwde. Bij besluit van 14 juli 2022 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar daartegen ongegrond verklaard.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat appellant slechts recht heeft op een ouderdomspensioen naar norm van ongehuwde als uit de feitelijke omstandigheden blijkt dat sprake is van duurzaam gescheiden leven. De Svb heeft aannemelijk gemaakt dat van duurzaam gescheiden leven geen sprake is. Daarbij weegt de rechtbank onder meer mee het volgende mee. Appellant en [B.] bezitten samen een woning en zijn beide op dat adres ingeschreven als woonadres in de basisregistratie personen (BRP). Daarnaast zijn appellant en [B.] het geregistreerd partnerschap aangegaan vanuit het oogpunt van de nalatenschap. Dit geeft blijk van zorgdragen voor elkaars financiële situatie.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Hij heeft aangevoerd dat uit de feiten en omstandigheden blijkt dat sprake is van duurzaam gescheiden leven. Appellant en [B.] hebben slechts een zakelijke, vriendschappelijke relatie en voeren gescheiden huishoudens. Weliswaar zijn beide ingeschreven op het adres van een woning in hun gezamenlijk eigendom, maar in de praktijk woont [B.] in Spanje en is hij slechts zeer beperkt en uitsluitend met toestemming van appellant in hun gezamenlijke woning aanwezig. Appellant heeft verklaard dat [B.] enkele keren per jaar bij hem in de woning verblijft en overnacht, maar dat betreft twee tot drie dagen per keer. De gezamenlijke rekening is slechts bedoeld voor groot onderhoud. Alle gebruikskosten worden uitsluitend door appellant gedragen. De Svb was van deze woon- en leefsituatie op de hoogte en heeft eerder besloten dat appellant terecht een ouderdomspensioen naar de norm van alleenstaande ontving. Het enige dat is veranderd is dat een geregistreerd partnerschap is aangegaan. Dit partnerschap is uitsluitend bedoeld om te voorkomen dat de overgebleven partner 40% erfbelasting zou moeten betalen, wat zou betekenen dat het huis verkocht zou moeten worden. Appellant zou de registratie graag willen verbreken maar acht dat onverantwoord.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit om het ouderdomspensioen te herzien naar de norm van een gehuwde in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1.
In geschil is de vraag of de herziening van het ouderdomspensioen vanaf maart 2022 terecht is. In tegenstelling tot wat rechtsoverweging 4.7 van de aangevallen uitspraak impliceert, is terugvordering van een of meerdere maanden ouderdomspensioen niet aan de orde. De Svb heeft ter zitting bevestigd dat van terugvordering geen sprake is en ook niet zal zijn met betrekking tot de periode voorafgaand aan maart 2022.
4.2.
In beginsel heeft appellant, vanwege het geregistreerd partnerschap, recht op een gehuwdenpensioen. [1] Dit is slechts anders als sprake is van een uitzonderingssituatie: het duurzaam gescheiden leven.
4.3.
Uit artikel 1, tweede lid, aanhef en onder d, van de AOW volgt dat de als partner geregistreerde gelijk gesteld wordt met een gehuwde. Op grond van artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW wordt voor de toepassing van de AOW als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.
4.4.
Voor gevallen waarin geen sprake is van een ongewilde verbreking van de huwelijkse samenleving legt de Raad het begrip duurzaam gescheiden leven als volgt uit. Gehuwde mensen leven pas duurzaam gescheiden als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
a. a) ten minste één van hen wil de huwelijkse samenleving verbreken;
b) ieder van hen leidt afzonderlijk een eigen leven alsof hij of zij niet met de ander is gehuwd;
c) ten minste één van hen bedoelt deze situatie als blijvend. [2]
Of aan deze voorwaarden wordt voldaan, moet blijken uit de feitelijke omstandigheden. Daarvoor is niet voldoende dat betrokkenen hun hoofdverblijf niet hebben in dezelfde woning. De huwelijkse samenleving kan immers bestaan zonder dat de echtgenoten samenwonen. [3] Voor de beoordeling of mensen duurzaam gescheiden leven is verder niet van belang om welke redenen zij de huwelijkse samenleving niet (of nog niet, niet meer of niet opnieuw) hebben verbroken. [4]
Gezien het bepaalde in artikel 1, tweede lid, aanhef en onder d, van de AOW geldt dit alles ook voor het aangaan van een geregistreerd partnerschap. [5]
4.5.
Naar het oordeel van de Raad blijkt uit de feiten en omstandigheden niet ondubbelzinnig dat appellant en zijn partner beiden afzonderlijk een eigen leven leiden als ware zij niet als partner geregistreerd. Hiervoor is het volgende van belang. Appellant en [B.] hebben gezamenlijk een woning in eigendom. Zij beschikken over een gezamenlijke rekening voor het onderhoud aan de woning. Appellant en [B.] hebben zich beide bij de BRP op dit adres laten inschrijven als woonadres. In het kader van een adresonderzoek in verband met deze inschrijving verricht door de gemeente, heeft [B.] in juni 2022 verklaard niet langer dan acht maanden per jaar in het buitenland te verblijven. Appellant heeft toen verklaard dat [B.] samen met hem op het BRP-adres verblijft. Voor zover appellant al moet worden gevolgd in zijn stelling dat deze verklaring niet betekent dat [B.] fysiek op het BRP-adres verblijft en daar alleen bij wijze van uitzondering aanwezig is, is niet gebleken dat appellant aan [B.] een zakelijke vergoeding betaalt voor zijn voortdurende bewoning van hun gezamenlijk eigendom. Verder hebben appellant en [B.] gekozen voor een geregistreerd partnerschap met het oog op de erfbelasting bij het overlijden van één van beiden. Naast de omstandigheid dat appellant en [B.] regelmatig contact hebben met elkaar, duiden de hiervoor genoemde omstandigheden zowel op een vorm van zorg als op een financiële verwevenheid. De Raad komt tot de conclusie dat appellant in de periode in geding niet duurzaam gescheiden leefde van zijn partner in de zin van artikel 1, derde lid, aanhef en onderdeel b, van de AOW, zodat hij voor de toepassing van die wet niet is aan te merken als ongehuwde.

Conclusie en gevolgen

4.6.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat het besluit van de Svb om het ouderdomspensioen ter herzien naar de norm van een gehuwde in stand blijft.
5. Appellant krijgt daarom geen vergoeding voor zijn proceskosten. Hij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A. van Gijzen als voorzitter en E.E.V. Lenos en A. Hoogenboom als leden, in tegenwoordigheid van M. Dafir als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 december 2023.
(getekend) A. van Gijzen
(getekend) M. Dafir
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip duurzaam gescheiden leven.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Artikel 1, tweede lid, aanhef en onder d, van de AOW
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt gelijkgesteld met:
(…)
gehuwde: als partner geregistreerde.
Artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt:
(…)
als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.
Artikel 9, eerste lid, van de AOW
Deze wet kent een bruto-ouderdomspensioen voor:
a. de ongehuwde pensioengerechtigde;
b. de gehuwde pensioengerechtigde.

Voetnoten

1.Artikel 9, eerste lid, van de AOW.
2.Uitspraak van 23 december 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:3273.
3.Uitspraak van 9 oktober 2012, ECLI:NL:CRVB: 2012:BX9932.
4.Uitspraken van 2 april 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1277 en 3 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1093.
5.Uitspraak van 30 september 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2154.