ECLI:NL:CRVB:2023:2022
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijstand en de ingangsdatum en hoogte van de bijstandsverlening in het kader van de Participatiewet
In deze zaak gaat het om de toekenning van bijstand aan appellante door het college van burgemeester en wethouders van Almere. Appellante had zich op 30 maart 2020 gemeld voor bijstand, maar haar aanvraag werd buiten behandeling gesteld omdat zij niet alle gevraagde gegevens had ingediend. Op 12 mei 2020 diende zij een nieuwe aanvraag in, waarbij zij als gewenste ingangsdatum 30 maart 2020 opgegaf. Het college kende bijstand toe met ingang van 12 mei 2020, maar verlaagde de norm met 20% van het wettelijk minimumloon omdat appellante volgens hen geen woonkosten had. Appellante ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank bevestigde het besluit van het college, met inachtneming van de geldende beleidsregels voor daklozen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het college terecht de ingangsdatum van de bijstand op 12 mei 2020 had vastgesteld. De Raad stelde vast dat appellante niet had aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die een eerdere ingangsdatum rechtvaardigden. De Raad bevestigde ook dat de verlaging van de bijstandsnorm met 20% gerechtvaardigd was, gezien appellante's status als dakloze en het beleid dat van toepassing was. Het hoger beroep van appellante werd afgewezen, en de Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand bleven.