In deze zaak gaat het om de vraag of het college appellanten terecht een bestuurlijke boete heeft opgelegd op de grond dat zij hun inlichtingenverplichting hebben geschonden. Appellanten ontvingen vanaf 21 juli 2015 bijstand op grond van de Participatiewet (PW). Appellant heeft op 12 maart 2019 een slagerij overgenomen en dit tijdig gemeld bij de werkconsulent van Stroomopwaarts, de instantie die de PW uitvoert. Het college meende echter dat appellanten bij de inkomensconsulent van de afdeling inkomen hadden moeten melden dat appellant als zelfstandig ondernemer actief was. De rechtbank verklaarde het beroep van appellanten ongegrond, maar in hoger beroep oordeelde de Raad voor de Rechtspraak dat de boete niet terecht was opgelegd. De Raad stelde vast dat appellanten aan hun inlichtingenverplichting hadden voldaan door tijdig melding te maken van de overname van de slagerij. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit, herroepte het boetebesluit en veroordeelde het college tot vergoeding van de proceskosten van appellanten. De uitspraak benadrukt dat de verantwoordelijkheid voor het intern doorgeven van informatie bij het bestuursorgaan ligt.