ECLI:NL:CRVB:2023:1905
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking, terugvordering en beëindiging van bijstand wegens gezamenlijke huishouding
In deze zaak gaat het om de intrekking, terugvordering en beëindiging van de bijstand van appellante, die samen met haar partner een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd. Het college van burgemeester en wethouders van Altena heeft op 20 februari 2020 besloten om de bijstand van appellante in te trekken en de kosten van bijstand terug te vorderen, omdat appellante haar inlichtingenverplichting heeft geschonden door niet te melden dat zij samenwoonde met haar partner. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft het besluit gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep is gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 26 september 2023 uitspraak gedaan. De Raad oordeelt dat het college aannemelijk heeft gemaakt dat appellante en haar partner een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd, wat blijkt uit verklaringen en waarnemingen. De Raad bevestigt dat het college de beëindigingsdatum van de bijstand mocht wijzigen en dat de intrekking en terugvordering van de bijstand rechtmatig zijn. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.