ECLI:NL:CRVB:2015:1370
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlening en gezamenlijke huishouding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die op 14 januari 2014 een eerder besluit van het college van burgemeester en wethouders van Meppel had bevestigd. Appellant ontving bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en was woonachtig in een woonwagen. Het college had echter vastgesteld dat appellant een gezamenlijke huishouding voerde met een andere persoon, O, en had daarom zijn bijstandsrecht ingetrokken en kosten teruggevorderd. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waaronder de meldingen van de gemeente over de woonomstandigheden van appellant en O, en de bevindingen van de sociale recherche. De Raad concludeert dat appellant en O in de te beoordelen periode hun hoofdverblijf hadden in dezelfde woning en dat er sprake was van wederzijdse zorg, wat de conclusie van het college ondersteunt. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.