Uitspraak
27 augustus 2020, 19/4499 en 19/4722 (aangevallen uitspraak)
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
1 februari 2013, uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd. Bij besluit van 5 oktober 2018 heeft het Uwv appellante een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet WIA toegekend met ingang van
10 augustus 2017, een jaar voor aanvraag. Na een bezwaarprocedure heeft het Uwv in de beroepsfase bij beslissing op bezwaar van 5 februari 2020 (bestreden besluit), voor zover voor dit geding van belang, aan appellante alsnog een IVA-uitkering toegekend, omdat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. De ingangsdatum van de IVA-uitkering is gehandhaafd op 10 augustus 2017, omdat geen sprake is van een bijzonder geval voor verdere terugwerkende kracht dan één jaar voor de aanvraag.
De rechtbank heeft appellante niet gevolgd in het standpunt dat in haar geval sprake is van een fictieve aanvraag op 16 oktober 2014, 89 weken na haar ziekmelding op 1 februari 2013, omdat het Uwv verzuimd heeft haar een kennisgeving als bedoeld in artikel 64, tweede lid, van de Wet WIA toe te sturen. De tekst noch de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 64 van de Wet WIA bieden voor dat standpunt steun. De rechtbank heeft appellante evenmin gevolgd in het betoog dat in haar geval sprake is van een bijzonder geval in de zin van artikel 64, elfde lid, van de Wet WIA. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij niet in staat was eerder een aanvraag in te dienen. Omdat geen sprake is van een bijzonder geval, heeft het Uwv terecht aan appellante met ingang van
10 augustus 2017 een IVA-uitkering toegekend.