ECLI:NL:CRVB:2019:515
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ziekengeld na niet verschijnen op oproepen en hoorzitting
In deze zaak heeft appellante, die zich op 1 februari 2013 ziek heeft gemeld, een hoger beroep ingesteld tegen de beëindiging van haar ziekengeld door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had de uitkering per 9 juni 2014 beëindigd omdat appellante niet was verschenen op meerdere afspraken met een arbeidsdeskundige. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het te laat was ingediend. De rechtbank Den Haag heeft het beroep van appellante tegen dit besluit in januari 2018 gegrond verklaard, maar het Uwv ging in verzet. De rechtbank heeft in april 2018 het verzet gegrond verklaard en het beroep ongegrond verklaard, wat appellante in hoger beroep aanvecht.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat het besluit van 7 juli 2014 niet op de juiste wijze is bekendgemaakt en dat zij niet op de hoogte was van de beëindiging van haar uitkering. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het Uwv het besluit op de juiste wijze heeft verzonden naar het laatst bekende adres van appellante. De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet heeft gereageerd op eerdere uitnodigingen en dat de hoorplicht niet is geschonden, omdat appellante voldoende gelegenheid heeft gehad om haar standpunten mondeling toe te lichten. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, met verbetering van gronden, en het Uwv veroordeeld tot betaling van proceskosten aan appellante.