In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant over de toekenning van een WIA-uitkering aan appellant, die zich ziek had gemeld als productiemedewerker. Appellant had op 8 december 2014 een WIA-uitkering aangevraagd, maar het UWV stelde vast dat hij deze aanvraag te laat had ingediend. De rechtbank oordeelde dat het UWV de ingangsdatum van de uitkering correct had vastgesteld op 9 december 2013, omdat appellant zijn aanvraag niet tijdig had ingediend. Appellant voerde aan dat er sprake was van een bijzonder geval, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet het geval was. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat het UWV zorgvuldig had gehandeld en dat de medische beoordeling van appellant juist was. De Raad oordeelde dat er geen grond was om aan te nemen dat de geselecteerde functies voor appellant niet geschikt waren, en dat het verzoek om een onafhankelijke deskundige niet werd ingewilligd. De uitspraak werd gedaan op 8 november 2017.