Uitspraak
21 1895 WAO
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
6 december 2007 tot en met 30 september 2011 onverschuldigd betaalde WAO-uitkering. Het bezwaar tegen deze besluiten is bij besluit van 5 december 2012 ongegrond verklaard. Bij besluit van 14 mei 2013, na bezwaar gehaafd bij besluit van 16 september 2013, heeft het Uwv appellante een boete opgelegd van € 2.269,- wegens schending van de inlichtingenverplichting. Na beroepsprocedures heeft de Raad in hoger beroep bij uitspraak van 18 november 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4120, de beroepen gegrond verklaard, het besluit van 5 december 2012, voor zover daarbij het bezwaar tegen de besluiten van
17 november 2011en 12 december 2011 ongegrond is verklaard, en het besluit van
16 september 2013 vernietigd en de besluiten van 17 november 2011, 12 december 2011 en 14 mei 2013 herroepen. Naar het oordeel van de Raad is niet voldaan aan de voorwaarden om met terugwerkende kracht tot intrekking van de WAO-uitkering en tot terugvordering te besluiten. Hiermee is tevens de grondslag aan de boeteoplegging komen te ontvallen.
19 maart 2019 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. Immateriële schade “ 5.000,-
3. Kosten vervoer vanwege bezoeken aan psycholoog, huisarts en advocaat “ 500,-
WAO-uitkering. Hiermee heeft het Uwv de door appellante gestelde schade als gevolg van het niet tijdig uitbetalen van de WAO-uitkering vergoed. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat er daarom geen grondslag is voor afzonderlijke vergoeding van de schade bestaande in de door appellante gestelde leningen tot een bedrag van € 9.000,-. Wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, maar in essentie een herhaling is van wat bij de rechtbank naar voren is gebracht, geeft geen aanleiding voor een ander oordeel.