Uitspraak
21.3524 WAJONG
OVERWEGINGEN
BESLISSING
is gelaten en voor zover het betreft de schadevergoeding vanwege overschrijding van de
redelijke termijn;
hoogte van de boete is gehandhaafd op een bedrag van € 3.162,99;
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin de rechtbank het beroep ongegrond verklaarde. Appellant had een Wajong-uitkering ontvangen, maar heeft verzuimd om zijn inkomsten uit arbeid bij het Uwv te melden. Hierdoor heeft het Uwv de uitkering in mindering gebracht en een boete opgelegd wegens schending van de inlichtingenplicht. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat het Uwv terecht de inkomsten heeft verrekend en de boete heeft opgelegd. Appellant stelt dat hij in een stressvolle situatie verkeerde door een hennepkwekerij in een door hem verhuurde woning, wat zijn handelen zou verklaren. De Raad oordeelt echter dat deze omstandigheden niet voldoende zijn om de schending van de inlichtingenplicht te rechtvaardigen. De Raad constateert wel dat de redelijke termijn in de beroepsfase met ongeveer 10 maanden en in de rechterlijke fase met bijna zeven maanden is overschreden. Dit leidt tot een schadevergoeding van € 1.000,- voor appellant. De opgelegde boete wordt verlaagd van € 3.162,99 naar € 2.846,69 vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd voor wat betreft de hoogte van de boete en de schadevergoeding, en de Staat wordt veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding en de proceskosten.