ECLI:NL:CRVB:2022:569
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-uitkering en geschiktheid van functies voor appellante met fibromyalgie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 februari 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beëindiging van haar WGA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, die lijdt aan fibromyalgie, had zich ziek gemeld en was in de loop der jaren meerdere keren beoordeeld op haar arbeidsongeschiktheid. Het Uwv had vastgesteld dat appellante met ingang van 17 juni 2019 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de beëindiging van haar uitkering. Appellante voerde aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was, omdat er geen lichamelijk onderzoek had plaatsgevonden en er geen medische informatie was opgevraagd bij haar behandelaars. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep volgde deze lijn. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsarts voldoende had gemotiveerd dat een lichamelijk onderzoek niet nodig was gezien de aard van de klachten. Ook werd vastgesteld dat de geselecteerde functies in medisch opzicht geschikt waren voor appellante. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling van het Uwv en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.