ECLI:NL:RBGEL:2022:3486

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 juli 2022
Publicatiedatum
8 juli 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 6824
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-aanvraag en beoordeling arbeidsongeschiktheid door UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 30 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. W.M. Janse, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had een WIA-aanvraag ingediend, die door het UWV op 1 juli 2020 werd afgewezen, met de stelling dat zij per 4 juli 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft bezwaar gemaakt, wat door het UWV ongegrond werd verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld haar bezwaren toe te lichten op een hoorzitting, maar dat dit gebrek is geheeld omdat eiseres tijdens de zitting op 20 juni 2022 is gehoord. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen beoordeeld en geconcludeerd dat deze zorgvuldig tot stand zijn gekomen en voldoen aan de vereisten van zorgvuldigheid, begrijpelijkheid en consistentie. Eiseres heeft aangevoerd dat haar beperkingen niet goed zijn vastgesteld, maar de rechtbank heeft deze argumenten verworpen en geoordeeld dat het UWV terecht heeft geconcludeerd dat eiseres voor 4,80% arbeidsongeschikt is.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, maar heeft het UWV wel veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat het UWV het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiseres moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: 20/6824

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Eiseres A] , uit [plaats B] , eiseres

(gemachtigde: mr. W.M. Janse),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: E.H. van den Brink).

Procesverloop

Met het besluit van 1 juli 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV vastgesteld dat eiseres per 4 juli 2020 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Met het besluit van 26 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de Skype-zitting van 20 juni 2022. Eiseres was aanwezig samen met haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiseres werkte als verkoopster. Zij heeft zich op 7 juli 2017 wegens fysieke en psychische klachten ziekgemeld voor dit werk.
2. Vervolgens heeft het UWV de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiseres onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 4 juli 2020. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er drie functies zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van deze functies 95,20% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziekmeldde. Omdat dit betekent dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiseres volgens het UWV geen WIA-uitkering krijgen. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 4,80%.
4. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een arts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de arts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het rapport van de arts bezwaar en beroep getoetst en akkoord bevonden. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kon zich ook vinden in de beoordeling van de arbeidsdeskundige. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiseres vindt

5. Eiseres is het niet met het UWV eens. Zij voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. Zij is namelijk niet uitgenodigd voor een hoorzitting, er heeft geen spreekuur plaatsgevonden met de verzekeringsarts (de rechtbank begrijpt: met de arts bezwaar en beroep), en de verzekeringsarts (de rechtbank begrijpt: de arts bezwaar en beroep) heeft onvoldoende informatie van de behandelend sector bij zijn oordeel betrokken.
6. Eiseres voert tevens aan dat zij meer beperkt is dan dat het UWV aangenomen. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres informatie van haar behandelend sector en een rapport van LechnerConsult van 23 februari 2021 ingediend.

Waarover het gaat in deze zaak

7. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres voor 4,80% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 4 juli 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

8. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
9. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Zij heeft eiseres via videobellen gezien en gesproken. Zij heeft beschreven dat eiseres beperkingen heeft wegens haar nek- en armklachten passend bij de doorgemaakte cervicale HNP. Tevens wordt eiseres beperkt geacht ten aanzien van de psychische belastbaarheid als gevolg van PTSS.
10. De arts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 19 oktober 2020 heroverwogen. Hij heeft het dossier bestudeerd en informatie van de behandelaars bestudeerd. De arts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
11. Eiseres meent dat het onderzoek onzorgvuldig is verricht nu zij niet is gezien door de arts bezwaar en beroep. Volgens artikel 3, tweede lid, van het Schattingsbesluit onderzoekt de verzekeringsarts of er sprake is van vermindering of verlies van lichamelijke of psychische functies. Het behoort tot de expertise van de arts bezwaar en beroep om op grond van de onderzoeksbevindingen de beperkingen vast te stellen. Hierbij is het aan de arts bezwaar en beroep om te bepalen of een spreekuurcontact nodig is. De arts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 8 maart 2022 geschreven dat hij geen reden ziet om het onderzoek onzorgvuldig te achten. Volgens de arts bezwaar en beroep is het onbegrijpelijk waarom een telefonisch spreekuur door de verzekeringsarts niet voldoende zou zijn. De arts bezwaar en beroep merkt op dat het onduidelijk is waarom de verzekeringsarts niet de psychische gesteldheid telefonisch kan beoordelen, maar de medisch adviseur van Lechner dat wel zou kunnen via beeldbellen. De rechtbank kan deze redenering van de arts bezwaar en beroep volgen. De rechtbank stelt ook vast dat er in de primaire fase een spreekuurcontact via videobellen is geweest met een geregistreerde verzekeringsarts.
12. Eiseres stelt verder dat de arts bezwaar en beroep onvoldoende informatie van de behandelend sector in zijn oordeel heeft betrokken. Voor zover eiseres hiermee bedoelt te stellen dat het onderzoek onzorgvuldig is omdat de arts bezwaar en beroep geen informatie bij haar behandelaars heeft opgevraagd, overweegt de rechtbank als volgt. Ook met betrekking tot het opvragen van informatie geldt dat het de expertise is van de verzekeringsarts (bezwaar en beroep) om de juiste en noodzakelijke onderzoeksinstrumenten te kiezen. [1] Dat geen informatie bij behandelaars is opgevraagd maakt ook niet dat het onderzoek onzorgvuldig zou zijn.
13. De (verzekerings)artsen hebben alle klachten van eiseres en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De (verzekerings)artsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
14. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat er sprake is van een afgenomen mentale flexibiliteit en afgenomen stress- en emotionele belastbaarheid. Tevens is er sprake van een verminderde fysieke belastbaarheid voor zware nekbelasting. In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor het persoonlijke en sociaal functioneren, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden.
15
.De arts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 19 oktober 2020 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiseres in stand kan blijven. De arts bezwaar en beroep komt tot de conclusie dat de al aangenomen beperkingen in voldoende mate de klachten tegemoetkomen. Hij concludeert dat er al zeer forse beperkingen zijn aangenomen door de verzekeringsarts. Hierbij merkt de arts bezwaar en beroep op dat hij net als de verzekeringsarts verwacht dat de situatie van eiseres zal verbeteren na de behandeling van de psycholoog.
16. Eiseres is van mening dat het UWV ten onrechte geen verdergaande beperkingen heeft aangenomen. Hiervoor verwijst eiseres vooral naar het rapport van LechnerConsult. De medisch adviseur heeft eiseres via videobellen gezien en gesproken op 5 februari 2020. De medisch adviseur concludeert allereerst dat het onderzoek van de verzekeringsarts niet navolgbaar en onzorgvuldig is. Volgens de medisch adviseur zijn de psychische klachten door de verzekeringsarts niet voldoende doorgevraagd en zijn de klachten onderschat, waarschijnlijk door de telefonische beoordeling. Daarnaast zijn de beperkingen op het mentale vlak onvoldoende gemotiveerd door de verzekeringsarts. Volgens de medisch adviseur is eiseres, afgezien van de fysieke beperkingen, ook beperkt op energetische gronden. Dit leidt ertoe dat een urenbeperking van maximaal 4 uur per dag en 20 uur per week aangenomen dient te worden. De medisch adviseur voert aan dat de urenbeperking goed te motiveren is vanwege het verhoogde energieverbruik bij de continue alertheid, de slaapproblemen en de verhoogde rustbehoefte van ongeveer één uur overdag. Daarnaast acht de medisch adviseur het noodzakelijk om een aanvullende urenbeperking aan te nemen vanuit preventief oogpunt, gezien de psychische kwetsbaarheid bij een belaste voorgeschiedenis. Ook uit de medicatiegebruik van eiseres blijkt volgens de medisch adviseur voldoende reden om psychische beperkingen aan te nemen. Zo blijkt uit de medicatieoverzicht van eiseres dat zij oxazepam en topiramaat gebruikte. De medisch adviseur merkt op dat topiramaat verstrekt wordt bij de behandeling van een PTSS wanneer andere medicamenteuze behandeling niet effectief gebleken is. Ook merkt hij op dat de verzekeringsarts heeft overwogen dat de psychische klachten stabiel zijn. Dit is volgens de medisch adviseur niet mogelijk, nu eiseres in 2019 geen topiramaat gebruikte, maar pas later. Dit is een indicatie dat haar psychische klachten in 2020 niet stabiel zijn en niet te vergelijken zijn met de situatie in 2019.
17. De arts bezwaar en beroep is in zijn rapport van 8 maart 2021 ingegaan op de beroepsgronden, de in beroep overgelegde informatie van de behandelaars en het rapport van de medisch adviseur. Ten aanzien van de urenbeperking merkt de arts bezwaar en beroep op dat die conform de standaard verminderde arbeidsduur volstrekt niet is te onderbouwen. Zo concludeert hij dat eiseres een normaal gevuld dagverhaal heeft, volledig beschikbaar is en dat er geen energetische beperkingen zijn. De stelling dat eiseres overdag één uur moet slapen, ziet de arts bezwaar en beroep niet terug in het dossier. Daar is preventief gezien ook geen noodzaak voor. Ten aanzien van de psychische klachten stelt de arts bezwaar en beroep dat daarmee al in voldoende mate rekening is gehouden in de FML. Ook merkt de arts bezwaar en beroep op dat ten tijde van het onderzoek eiseres geen psychotherapeutisch of psychiatrisch behandeling volgde, althans niet in Nederland. De arts bezwaar en beroep ziet wel aanleiding om extra beperkingen aan te nemen voor pollen, hanteren van emotionele problemen van anderen, uiten van haar gevoelens en beroepsmatig besturen. Ook dit rapport is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts bezwaar en beroep.
18. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling van de (verzekerings)artsen. De arts bezwaar en beroep heeft deugdelijk gemotiveerd dat er in voldoende mate rekening is gehouden met de beperkingen. Dat de medisch adviseur meer beperkingen aanneemt dan de arts bezwaar en beroep, leidt niet tot een ander oordeel. Waar de medisch adviseur aanleiding ziet voor het aannemen van urenbeperking, heeft de arts bezwaar en beroep overtuigend toegelicht waarom daar onvoldoende grond voor is.
De arbeidskundige beoordeling
19. Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
Hoorzitting
20. Partijen zijn het eens dat eiseres ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld haar bezwaren toe te lichten op een hoorzitting. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een gebrek in het bestreden besluit, nu eiseres niet is gehoord zonder een geldige reden. Dat gebrek is echter geheeld in beroep, omdat eiseres is gehoord tijdens de zitting van 20 juni 2022. De rechtbank zal het gebrek daarom met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht passeren, omdat aannemelijk is dat eiseres hierdoor niet wordt benadeeld. De rechtbank merkt in dit verband op dat in tegenstelling tot wat eiseres stelt, voor het helen van het gebrek het niet nodig is dat tijdens de zitting exact dezelfde discussie plaatsvindt zoals die zou hebben plaatsgevonden op de hoorzitting.

De conclusie van de rechtbank

21. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt.
22. In de toepassing van artikel 6:22 van de Awb ziet de rechtbank aanleiding om het UWV te veroordelen in de proceskosten van eiseres in beroep. Deze kosten worden begroot op € 1.518,- voor verleende bijstand [2] en € 48 voor het betaalde griffierecht. De rechtbank ziet geen aanleiding om de kosten van de deskundige Lechnerconsult en van het opvragen van medische informatie te vergoeden. De rechtbank merkt op dat het gebrek -niet zijn gehoord- losstaat van de kosten van het rapport van de deskundige en van het opvragen van medische informatie. Immers had het rapport van de deskundige geen bijdrage kunnen leveren in het herstellen van het gebrek.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan op 30 juni 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Deve, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
En zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

2.Een punt voor het indienen van een beroepschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 759,- per punt en een wegingsfactor 1.